Een merel floot het thema van ‘Round Midnight’. Niet het hele thema; de eerste vijf noten. Niet in dezelfde ligging; een paar octaven hoger. Niet in hetzelfde tempo; waarschijnlijk flink wat sneller. Het was half vijf ’s morgens. Ik lag op bed en het raam was open en ik had het deze merel de afgelopen week al vaker horen doen op ongeveer hetzelfde uur. En ook die keer had ik bedacht dat het een van de laatste keren zou zijn dat de merel de dageraad luid fluitend tegemoet treedt dit jaar. Twintig minuten later was het voorbij.
Wat hebben vogels met jazz-standards? Het was half vijf ’s morgens in April / (dicht Jan Hanlo (1912 – 1969) in het gedicht ’s Morgens’ dat hij aan zijn moeder opdroeg) Ik liep, en floot de St. Louis Blues / Maar ik floot die op mijn eigen wijze / Al fluitend dacht ik: mocht mijn fluiten / gelijken op de zang van de grote lijster / En waarlijk, na enige tijd geleek/ mijn fluiten van de St. Louis Blues / op de zang van de grote lijster: / turdus viscivorus //. Niets. Het is het verlangen van mensen naar een bekende melodie dat de vogels doet zingen op de wijze van W.C. Handy (1873 – 1958) of Thelonious Monk (1917 – 1982).
Wat hebben jazz-musici met vogels? Doet Salt Peanuts van Charlie Parker (1920 – 1955) niet denken aan de roep van de koolmees? Parkers middle name was bird, dat moet toch ergens vandaan komen? In 1949 werd Birdland geopend: een jazzclub die naar Parker vernoemd is. Bij wijze van gimmick was de ruimte versierd met talrijke in kooitjes verblijvende vogeltjes, die echter door de rokerige sfeer al snel het loodje legden. Aldus Wikipedia.
De Nederlandse jazzsaxofonist Ad Colen (1961) trad dit voorjaar in de publiciteit met zijn project a bird’s eye view. Hij heeft de zang van ondermeer de winterkoning, grutto, zwartkop en heremietlijster als vertrekpunt gekozen voor composities waarmee hij en zijn band op zondag drie juni optrad in het programma Vrije Geluiden van de vpro.
Presentatrice Giovanca Ostiana memoreerde dat de spreeuw de lievelingsvogel was van Mozart (1756 – 1791). Ingeborg Seeleman maakte geluidsopnames van spreeuwen rond het Amsterdamse Centraal Station die bedreven waren in het imiteren van het geluid van rolkoffers. Ik kan dus met evenveel recht beweren dat het verlangen van vogels naar een bekende melodie hen doet zingen op de wijze van Monk, Handy of een rolkoffer.
Monk zelf twijfelt tussen een rups en een paard, als wij Lucebert (1924 – 1994) mogen geloven: de duizelingwekkende mandarijn beveelt / afbraak van het porseleinen paleis / wulpse slaven slopen terwijl hij / in zijn jaden grot zich hinnikend inspint //. Het is de klinker i in de zinnen van de dichter, die de dieren verbindt.
Chr. J. van Geel (1917 – 1974) schreef het gedicht ‘Merel in goeden doen’: In ieder woord door hem gezegd / in ieder woord dat op hem lijkt / een blijk met schuingerichte blik / van veel waardering voor de grond. / Geen sein, een antwoord inderhaast / op zoveel grond van vlees waaraan / niet dát ontbreekt, een antwoord op / zijn minst, hij kwettert maar wat raak. //
Hij kwettert maar wat raak, daar geloof ik dus niets van.