Een klein bericht op pagina zeven van De Volkskrant van afgelopen maandag meldde dat de gemiddelde temperatuur wereldwijd dit jaar voor het eerst meer dan anderhalve graad hoger is dan voor de industriële revolutie. Daarmee is een belangrijke ambitie van de klimaattop van 2015 in Parijs gefnuikt. Ondertussen proberen regeringsleiders in Azerbeidzjan het tij te keren door met miljarden te schuiven. Alsof oceanen en ijskappen rond Antarctica zich daar iets van aantrekken. Onze premier liet verstek gaan – te druk met verhitte gemoederen in eigen gelederen.
Dan moeten we op eigen kracht het ondenkbare denken en van de aanstaande extinctie iets onvergetelijks maken. Lisa Doeland heeft met haar boek Apocalypsofie de weg gewezen; laten we het in godsnaam samen doen en ons niet tegen elkaar laten uitspelen. We hoeven elkaar niets meer te verwijten; wat gebeurt, is gebeurd. Daar komt bij dat het uitdoven van de civilisatie zoals we die kennen ook positieve kanten heeft. Misschien is het kapitalisme met alle neoliberale uitwassen toch niet zo’n hardnekkig verschijnsel als we dachten.
H.C. ten Berge (1938) publiceerde in Splendor uit 2016 het gedicht Dit is het einde der tijden. De eerste regels suggereren dat het nauwelijks tijd neemt: Op klaarlichte dag / valt het doek – / Donkerslag. / Eeuwig nacht. In de regels die volgen blijkt het toch anders te zitten: Al wat in bloei stond sterft uit. Dat klinkt ons bekend in de oren. Het uitsterven is al even bezig. Systemen die alles omspanden gaan dementeren. / Silicon Valley ontwricht, megalomanen / krijgen een klap van de molen. Reizigers in de ruimte / keren nooit meer terug. Dat begint op een laatste oordeel te lijken, waarbij de hovaardigen er het eerst aan moeten geloven: De patser staat radeloos aan het roer van zijn jacht. / Vrieskou slaat toe, hoogmoed dooit weg. / Ontluisterd het strand met de palmen, de wijn / bij de vis, het terras en een etentje onder de bomen. Vreemd dat Ten Berge het laatste stadium van de opwarming van de aarde met kou verbindt. Ik heb deze regels bij kaarslicht geschreven. / Mijn vingers zijn doof, de adem wordt mij benomen.
Een jaar na Splendor verscheen Het tegenovergestelde van een mens, het prozadebuut van Lieke Marsman (1990). Ook zij probeert het onvoorstelbare voorstelbaar te maken. Die nacht droom ik dat ik de laatste mens op aarde ben. Hoe lang zou het duren voordat ik doorhad dat er iets mis was? Het kost moeite om het einde van alles te herkennen, juist omdat we er zo aan gewend zijn. Of is Ida, 29 jaar, het hoofdpersonage van het boek, klimaatwetenschapper, zonder werk, maar goed, verblind door woede? Mijn apathie is een gevolg van hoe de generatie van mijn ouders de wereld achterlaat, mijn cynisme een uiting van verslagenheid Niettemin blijkt ze wonderwel toegerust voor het eeuwig verdwijnen: Niets is zo makkelijk als jezelf verliezen. Geruisloos gaat het. Zonder dat je het doorhebt week je je van jezelf los, los je op in het alledaagse. Al is er van het alledaagse natuurlijk geen sprake als er geen routines meer zijn te onderhouden.
Niets om bang voor te zijn: alles aan mij zal nieuw zijn, denk ik / Ik zal precies in de tijd passen, alsof het een tweede huid is / En precies in de dood, alsof het een tweede huis is
Heus, we kunnen het.