Maartje Wortel (1982) woont in Amsterdam. Bij het Oosterpark, om precies te zijn, pal naast Hotel Arena. Elke tien minuten denderen tram drie en zeven voorbij richting Station Muiderpoort en het Flevopark en weer terug, naar de Westergasfabriek en Slotermeer. En dan zijn er nog de ambulances die met gillende sirene af en aan rijden naar het OLVG locatie oost, zoals het Onze Lieve Vrouwegasthuis tegenwoordig heet. ‘Er is altijd verkeer, altijd lawaai, altijd licht. Vaak heb ik het gevoel dat ook ik licht geef of zelfs giftig ben. En waarschijnlijk is dat ook zo.’, zegt ze.
Vijftien jaar woont ze nu in de hoofdstad. Daarvoor woonde ze in Eemnes. In de zomereditie van de weekendbijlage van dagblad Trouw van afgelopen weekend, gaat ze ernaar terug. Als ik in de auto zit en ik hoor de naam van mijn geboorteplek voelt het alsof ik de naam van een geliefde hoor, mijn lichaam reageert er acuut op. Haar ouders wonen in het huis dat al generaties lang in de familie is en waar in de gang een kuiltje in de vloer zit dat daar gekomen is toen haar grootvader er dood neerviel. Haar broer en zij maakten er een knikkerpotje van. Wolken, gras, schapen, geiten, vogels, wandelaars, de sloot, modder, loslopende honden., beschrijft ze haar geboortegrond om die vervolgens te contrasteren met de hipstercommunity waarvan ze in Amsterdam deel uitmaakt: Liever heb ik een duidelijk en helder beeld dat continu verandert dan een complex beeld dat altijd hetzelfde blijft.
In het Volkskrant Magazine van deze week vergezelt John Schoorl de Groningse psycholoog Douwe Draaisma (1953) naar een concert van Her Majesty. Draaisma had de coverband begin dit jaar bij DWDD gezien en was onder de indruk van de wijze waarop zij het oeuvre van Crosby, Stills, Nash & Young lieten herleven. De andere reden voor het bezoek aan het concert was dat het de wetenschapper in staat stelde zijn hypothese te testen dat mensen van boven de zestig de sterkste herinneringen hebben aan de periode dat ze rond de twintig waren en dat elk van hen kijkt door een getralied venster dat door hem het popvenster wordt genoemd. En ja hoor, De nieuwe kolk in Assen zat vol met leeftijdgenoten, die er allemaal hetzelfde uitzagen en die het repertoire van de legendarische folk-rockgroep uit de jaren zestig en zeventig moeiteloos meezongen. Er wordt vaak neergekeken op nostalgie, constateert de professor, maar waarom eigenlijk?
Alle kranten berichtten deze week over de glorievolle terugkeer van de Pokémon in de smartphonegame Pokémon Go. De wezens zijn uit de computer gekropen en hebben zich over de echte wereld verspreid. Het spel is erop gericht om naar buiten te gaan en de Pokémon met de smartphone te vangen. Het spel is in Nederland officieel nog niet verkrijgbaar. Vanwege overbelaste servers is de uitgave uitgesteld, volgens de Volkskrant, die voorts meldt dat de Amsterdamse Muiderpoort in het spel is opgenomen als Gym waar spelers hun Pokémon tegen elkaar kunnen laten vechten. Later vernam ik dat het AMC overlast ondervindt van Pokémon Go-spelers die in de kelders van het ziekenhuis Pokémon hebben waargenomen.
De lol zit hem voor mij in de nostalgie, zegt de 26-jarige Mario Annes tegen de krant. Hij is opgegroeid met Pokémon, en vindt het leuk om alle karakters weer terug te zien.
Voor Pokémon ben ik te oud. Kinderen of kleinkinderen heb ik niet. Ik woon mijn leven lang in dezelfde plaats, maar alle huizen waar ik heb gewoond zijn afgebroken, net als ‘mijn’ kleuterschool, ‘mijn’ basisschool en de school waar ik eindexamen vwo deed. Nog deze zomer gaat de sloopkogel door de kerk waar ik mijn Eerste Heilige Communie deed. Een sentimental journey langs de plaatsen van mijn jeugd is niet goed mogelijk; ik loop dat rondje elke week. Ik vermoed dat dit alles mij goeddeels resistent heeft gemaakt voor nostalgie.
Neil Young (1945) maakt trouwens nog altijd steengoede muziek.