We verbleven bij de zee. De bus die we namen, volgde de kust. We kozen een tafeltje met uitzicht op het strand en bekeken de bedoening die daarbij hoort; spelende kinderen, ouders die er lang over doen zich uit te strekken in het zand, nieuwe badgasten die nog twijfelen waar ze zullen neerstrijken. Daartussendoor sporters in kleren met fluorescerende kleuren die geen oog hebben voor hun omgeving. Op tafel is inmiddels een schaal met kroketjes verschenen, aardappelsalade, garnalen met knoflook, gefrituurde visjes en twee glazen waarin de witte wijn fonkelt in het zonlicht.
Kort na nieuwjaar 1919 opende de universiteit van Barcelona haar deuren weer. De griepepidemie was nog niet voorbij, maar alleszins over haar hoogtepunt heen. De familie Pla bracht de moed op de rust van het dorp Palafrugell te verruilen voor de grote stad. Josep Pla, eenentwintig jaar, hervat zijn studie rechten, stort zich vooral in het stedelijk vertier, geniet van de menigte op de Rambla bezoekt theater en concerten (Bach, de Kreutzersonate) en prijst de luchtvochtigheid van Barcelona die ideaal is voor Havannasigaren waarvoor hij geen geld heeft helaas. Op 27 februari noteert Pla in zijn dagboek: Wanneer ik thuiskom is daar zo’n beetje iedereen in rep en roer. Angst dat mijn broer griep heeft. Ik word overvallen door grote paniek.
De kust is die van Albufareta. Zodra de zon op is, loop ik naar buiten, tussen de hoge appartementengebouwen, langs de nieuwe trambaan. Daar zie ik de zee weer. De wandelboulevard met bankjes en bomen, comfortabel geplaveid. Voorbij de strandtent houdt de boulevard op en leiden houten vlonders langs een opgraving met resten van Romeinse bouwwerken. Dan de jachthaven waar je surfplanken, kayakken en waterscooters kunt huren, maar ook een catamaranzeilboot of een van de jachten die met een hogedrukspuit wordt schoongespoten. In het clubhuis zitten vroege gasten achter hun koffie.Voorbij de jachthaven is het afgelopen met de toeristische voorzieningen; een onverhard pad voert langs het strand dat is bezaaid met stenen en rotsblokken. Erboven vliegen de zwaluwen. Bosjes onkruid die in het boek In de ban van de ring steevast gaspeldoorn heten. Ik loop tussen palmen en eucalyptusbomen. Voor me de rotsachtige vlakte tot waar de golven klotsen. Onvoorspelbaar schuimt het op en af, steeds hetzelfde, altijd anders.
Josep Pla zit in het cafe en schrijft: De middag is zacht, de sfeer aangenaam. Domenec Carles vertelt dat hij op een van de meest dramatische dagen van de afgelopen griepepidemie – die zich nog steeds roert – een vriend tegenkwam die belangen bij het Begrafenisfonds heeft.
”Er zijn zeer veel mensen ziek”, zei Carles tegen hem. “Het is ongelooflijk.”
En hij schrijft: Met mijn broer lijkt het beter te gaan.