Albatross

‘De kroon met twee pieken’  van Guido van Heulendonk (1951) lees je het best met een stanleymes. Negenenveertig van de negenenvijftig hoofdstukken hebben een datum als titel, maar zijn niet chronologisch geordend, en voor zover dat wel zo is, sluiten ze niet op elkaar aan. Het zijn losse teksten, artikelen, brieven, een interview, een recensie, dagboeknotities, krantenknipsels en wat dies meer zij. Beter snijd je de hoofdstukken los en ordent ze op een  leeg tafelblad om erachter te komen dat de oudste bijdrage van 1866 dateert en de laatste uit maart 4230, allebei trouwens teksten over Mount Kathadin, ‘de vrouwenverslinder van Maine’, met 1606 meter de hoogste top van de Appalachenketen.

De tien hoofdstukken die geen datum als titel hebben, beginnen steevast met de frase En het gebeurde dat .., een echo van de eerste regel van het Bijbelse kerstverhaal volgens Lucas, dat, zoals bekend, over Jezus gaat. In De kroon met twee pieken gaat het over Werner Vrijsoone, boerenzoon uit het Vlaamse Walvertinge die wordt beschreven als een man zonder passies. Een man zonder eigenschappen, met bevrediging van honger, dorst en geilheid als enige behoeften. Hoe moeilijk kon het zijn om dromen te hebben? Iedereen had dromen. Of zoals het tegenwoordig heette, een bucketlist. Alleen hij niet.

Daarmee doen we Vrijsoone tekort. Als hij aan het einde van het schooljaar 1968 – 1969, een gure zaterdagavond begin mei, met zijn vrienden Rafaël, Lucas, Jonas en anderen in de scoutingblokhut de juist gepubliceerde encycliek Humanae Vitae (over seks) bespreken, valt de groep stil zodra op de krakende Grundig transistorradio Albatross klinkt van Peter Green’s Fleetwood Mac. Het hoofdstuk waarin dit wordt beschreven eindigt met de zinnen: Toen de zomervakantie aanbrak, had Werner Vrijsoone alle platen van Fleetwood Mac in huis waar hij de hand op kan leggen. Tegen september was er leukemie vastgesteld bij Jonas de Joncker, en was Conny Bruynzele zwanger van Rafaël Van Kassel.

De jongste dochter van Werner en Conny, Paulien, herinnert zich vierenvijftig jaar later (zelf is ze dan tweeënveertig) de hoes van het album waar dat nummer op stond: The Pious Bird of Good Omen, een non in het zwart met in haar handen een opgezette albatros. Alleen haar engelengezicht en handen zijn onbedekt. Ze is duidelijk zwanger. Ik hoorde meteen een verre stem. Me aanwaaiend uit een vorig decennium. De stem van een even grote Green-fanaat als mijn vader. Nee groter. Ooit speelde hij een belangrijke rol in mijn leven.

In het voorjaar van 2001 reizen Paulien en haar vader naar de oostkust van de Verenigde Staten. Het was haar idee om zo het dertigjarig huwelijk van haar ouders te vieren. In New York neemt ze Werner mee naar een optreden van Peter Green (1946 – 2020) in de B.B. King Club.  Als de god-gitarist opkomt, ziet Paulien een vadsige verschijning: ik wist dat hij ooit Jezuswanen had gehad, maar wat ik daar zag was een sukkelige Pontius Pilatus, maar als ze ziet hoe delicaat zijn Splinter Group met hun frontman omgaat, slaat bij haar de ontroering toe. Toen ‘Need your love so bad’ werd ingezet, zong ik mee, zij het inwendig.

Vrijsoone is overrompeld, verandert voor de ogen van zijn dochter in een zeventienjarige, laat zijn pasta koud worden, speelt luchtgitaar bij Black Magic Woman  en drinkt te veel Chardonnay. Ook Albatross komt langs. Werner en zijn vrouw hadden erop gedanst op hun bruiloft, het was het centrale thema op de uitvaart van Conny, die een jaar of vijf eerder op de flanken van Mount Kathadin was gebleven.

Dit bericht is geplaatst in tussen tuin en wereld met de tags , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *