Zakdoek

Het was volop voorjaar op de dag dat dokter Scheepmaker moest meedelen dat de tumor in de slokdarm van Rover van Slooten was vergroeid met het longvlies, en daardoor niet meer operabel. Hij kon niets meer voor zijn patiënt doen en zou hem overdragen aan de afdeling palliatieve zorg. ‘Heeft u misschien nog vragen?’ Twee bladzijden later passeren Van Slooten en zijn partner Eefje de gietijzeren toegangshekken van het Linnaeuspark. ‘Teergroen. Narcissen, krokussen, de eerste tulpen. Medewandelaars liepen te genieten van het voorjaarszoeltje.’, schrijft Henry Sepers (1955) in De stiefvader.

We liepen langs een monument voor een vermoorde filmmaker. Zes parallelle lijnen ontsnapten uit de twee dimensies van een pentekening en zochten de ruimte op. Ik wilde uitrusten. We gingen recht tegenover het beeld op een bankje zitten. Misschien kun je beter onverwacht doodgaan, dacht ik. Je hoeft geen afscheid te nemen, de doodsangst grijpt je maar even bij de keel, houdt je niet maandenlang in de wurggreep.

Die regels zijn genoeg om de lezer in herinnering te roepen dat het Amsterdamse Oosterpark model stond voor het fictieve Linnaeuspark. Theo van Gogh werd in 2004 vermoord, of er een bankje tegenover het sculptuur van Jeroen Henneman staat, weet ik zo gauw niet, de beschrijving is zo adequaat als maar kan in zestien woorden.

Dat het OLVG locatie Oost en het park dat er voor de deur ligt een regelmatig voorkomende locatie is in hedendaagse romans, was me al eerder opgevallen. De hoofdpersonages van Noodweer van Marijke Schermer ontmoeten er elkaar. Maartje Wortel en Niña Weijers wandelden er gedurende enige tijd dagelijks een rondje, Wortel deed er verslag van in De Groef, en voor de protagonist van Buitenleven van Nina Polak begint bij tramhalte Beukenweg een nieuwe fase in haar leven.

Waarom ging Rover van Slooten niet naar het Anthony van Leeuwenhoekziekenhuis? Die instelling is gespecialiseerd in kanker, en bevindt zich eveneens in de hoofdstad, zijn woonplaats. Voor het verhaal van De stiefvader is het van belang dat het ziekenhuis in de stad is. Als Van Slooten met zijn doodvonnis op zak het ziekenhuis verlaat, ziet hij bij de tramhalte een meer dan levensgrote afbeelding van een schaars geklede jonge vrouw ten voeten uit. Ik schaamde me dat ik daar was en dat ik haar zag. Maar ook het AVL is met de tram of met de metro te bereiken, en de affiches die in Oost in de abri’s hangen, hangen er ook wel in West.

Het park dan? Het Anthony van Leeuwenhoek ligt niet ver van de Sloterplas dat met zijn groene oevers toch ook een volwaardig stadspark is met bovendien een zekere literaire reputatie. Voorbeelden te over op de pagina’s van de diverse afleveringen van Tussen Andreasplein en Zwarte pad of men leze De om – een wandeling – van Willem Jan Otten (1951).

Een eindeloze stroom fietsers suisde voorbij: mannen en vrouwen die van hun werk kwamen, pubers op weg naar huis of de sportclub, studenten die bier gingen drinken in Bar Raskolnikov, de hippe kroeg op de hoek van de Parkstraat en de Heesterweg.

Dan is het toch de compacte stad; een park in Engelse stijl op de resten van de oude Oosterbegraafplaats, de straat, het ziekenhuis waar half Amsterdam ter wereld kwam, de fietsers, de tram en de kroeg op een zakdoek. Een ruimte die zich als vanzelf vult met personages, literatuur op een presenteerblaadje.

Dit bericht is geplaatst in lijf en leden met de tags , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *