Onomkeerbaar daarginds

Na een paar dagen laat ik mijn blik gaan over het slagveld dat is achtergebleven na het medisch geweld dat mij ten deel is gevallen. Een jaap van dertig centimeter over mijn rechteronderbeen op een palet van geel en groen en blauwpaars tot zwart aan toe. Mijn tong dwaalt doelloos door de bouwput die het resultaat is van de werkzaamheden van de dames van de kaakpoli. Mijn borst is in tweeën gedeeld door een bloederige snee over de volle lengte van mijn ribbenkast. Op mijn buik op verschillende plaatsen wonden van hechtingen na verwijderde drains. Een gapend gat in mijn hals op de plaats waar een bloedinfuus heeft gezeten. Van de hartklep en de kransslagader die zijn vervangen, is van buiten niets te zien. Stapje voor stapje bouw ik mijn conditie weer op.

Sinds mijn operatie is de gasprijs explosief gestegen. Businessinsider.nl constateerde op 1 oktober een inflatie van 3.4% in de eurozone. Mijn vakbond heeft voor het lopende jaar een loonsverhoging van 1.8% uitonderhandeld. Welk profijt heb ik van de toegenomen levensverwachting die ik mag koesteren van mijn verblijf in het ziekenhuis behalve dat alles langer duurt?

Mijn zwager komt op bezoek en brengt De zin van het leven mee van Fokke Obbema, Veertig interviews met bekende Nederlanders over de betekenis van het bestaan. Het voortbestaan van de soort noemt de een. Een ander legt zich dankbaar neer bij de vaststelling dat het leven geen zin heeft. Verbondenheid met de medemens, meent een derde. Het woord liefde valt. Het zou kunnen, maar ik denk dat een deel van de verklaring voor onze gehechtheid aan het leven schuilt in de voorstellingen die wij ons maken van wat hierna komt.

In zijn nieuwe bundel In tongen spreken neemt H.C. ten Berge (1938) een afdeling Veldnotities uit het souterrain op; gedichten en gedachten over het ondergrondse. Ze beginnen met de mollen. Grondsmaak, larf en emelt in de mond. / Stilte en verstikking. Voedsel / voor de dood. Anthonis de Roovere (1430 – 1481), auteur van Vander Mollenfeeste ziet de dood als grote democraat voor wie geen hoog of laag bestaat en allen gelijk zijn die ter mollenfeeste voor een laatste dans verschijnen. Verbondenheid, jawel, maar niet als zin van het leven, maar als triomf van de dood. En niet alleen met de medemens, maar met alle dieren die graven, boren en woelen onder het maaiveld.

In een tweede afdeling van de veldnotities neemt de dichter ons mee naar Midden Amerika, Mexico, de doodsrituelen van de Azteken. De vuurgod Huehueteotl die afdaalt in de Popocatepetl (de rokende berg) om de terugkeer van de tijd veilig te stellen. Het dodenrijk Mictlan, het onomkeerbare daarginds. Er moesten negen rivieren worden doorwaad om de poort naar de vergetelheid in het negende district te passeren. Op eigen kracht lukt dat niet. De overledenen kozen een hond als hun gids.

Het is meer dan nieuwsgierigheid die de pen stuurt van Ten Berge. De dichter is inmiddels de tachtig voorbij, hij heeft belang bij het verkennen van het ondergrondse. Drank en aardse hitte stijgen me naar het hoofd. Slaat mijn leeftijd eindelijk toe met duizelingen? ‘Gij zult rondtasten in middaghitte’, voorspelde een dichter uit het nabije verleden. Het is een gewaarwording die ik alleen maar kan onderschrijven.

Wie kan ontsnappen aan de verhalen over het dodenrijk? Geen kwam er ooit van terug. De verhalen zijn nooit weersproken. Het tweespan van Mictlan tovert zwermen / grauwe zielen spoorloos weg. / Keren wij ooit nog terug? / Ik, de zanger, huiver van mijn lied.

Dit bericht is geplaatst in lijf en leden met de tags , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *