Nabibberende buit

In Bachmoet, Donbas, Oost Oekraïne, storten Russische rekruten zich in vijandelijk geweervuur. Stormen zij een wisse dood tegemoet of hopen ze te ontwaken in een militair hospitaal, zonder stroom, zonder verwarming, maar nog in leven? Er wordt, zo valt uit de  berichtgeving van het front op te maken, zwaar gevochten om de stad, die beroemd was om zijn zoutmijnen en mousserende wijnen. Nu ze in een ruïne is veranderd, wordt ze ‘de gehaktmolen’ genoemd. Op foto’s uit het gebied verlichten brandende puinhopen het bevroren landschap.

Ik ben inmiddels gevorderd tot de epiloog van Met alle geweld van Hans Achterhuis (1942). Meer dan zevenhonderd pagina’s lang heeft de auteur de verschillende bronnen en oorzaken van geweld wereldwijd en uit alle tijden gepresenteerd en geanalyseerd, nu schrikt hij terug voor de conclusies. Hij had gehoopt dat gestelde doelen ook met vreedzame middelen bereikt konden worden en dat de mensheid zou inzien dat het denken in wij en zij kinderachtig en nutteloos is, dat ik-wil-wat-jij-hebt zou kunnen transformeren in een gemeenschap die kan delen in elkaars mogelijkheden, dat er oplossingen verzonnen worden voor de altijd aanwezige spanning tussen moraal en politiek, dat we prudent zouden kunnen omgaan met onze evolutionaire instincten en dat  verlangen naar erkenning ons niet meer blind maakt voor de persoon van de ander. Helaas, aan het eind van het verhaal is er geen andere gevolgtrekking mogelijk dan dat geweld onderdeel is van onze menselijke conditie. We zullen ermee moeten leven.

In een gedicht dat gedateerd is 18 juli 2013, stelt Leo Vroman (1915 – 2014) de vraag: wie kan tevreden kijken / naar bloed uit een onthoofde romp, / spiervlees stuipend uit een stomp, / half platgeperste lijken / die darmen spuitend uit hun mond / en hun machteloze kont, // die onoverzienbare kluit / van nabibberende buit? / En daar bestaat een oorlog uit.

Twee lichtstraaltjes, ziet Achterhuis in de duisternis van elf delen en vijfenvijftig hoofdstukken. De eerste is Senator Robert Kennedy die twee jaar voor hij werd doodgeschoten de studenten van de Universiteit van Kaapstad het belang voorhield van morele onverschrokkenheid. Hij doelde daarmee op de moed om racisme, apartheid, discriminatie, onderdrukking en ongelijkheid aan de kaak te stellen. Achterhuis herkent diezelfde onverschrokkenheid in het optreden van dominee Martin Luther King, die ook is vermoord. De schrijver van Met alle geweld gaat nog een stap verder en beschrijft een morele onverschrokkenheid 2.0 die eruit zou bestaan zich een weg uit het geweld te banen door het eigen gelijk ter discussie te stellen ten overstaan van de tegenstander. De wijze waarop Nelson Mandela Zuid Afrika regeerde is daarvan een voorbeeld, net als hoe bisschop Tutu met de Waarheids- en verzoeningscommissie zijn land de weg wees uit een verleden van apartheid.

Cornelis Verhoeven (1928 – 2001), die andere Nederlandse filosoof tegen het geweld, wil er niets van weten. Hij kwalificeert moed als een narcistische cultus van het ik in overleg met het geweld. Een feodaal sentiment dat in tijden van oorlog aanzet tot onbezonnen gedrag en in tijden van vrede verstandig beraad in de weg loopt. Zo er nog een plaatsje voor is, dan in de sport waar ook de oorlog thuis hoorde, toen hij nog een feodaal vermaak was. Sport is immers ook een poging om met de meest archaïsche middelen een doel te bereiken. Zij cultiveert bijvoorbeeld het hardlopen terzijde van de snelweg, maar het is niet meer haar bedoeling daarmee ergens snel aan te komen.

En de gehaktmolen maar malen.

Dit bericht is geplaatst in lijf en leden met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *