De verpleegkundige was nochtans duidelijk genoeg geweest. Ik mag dan nauwelijks beperkingen ondervinden van mijn afwijkende en verkalkte hartklep, maar zouden we de aanstaande operatie achterwege laten, dan schat ze mijn levensverwachting op anderhalf, vooruit, twee jaar. Dat maakt de besluitvorming ineens een stuk eenvoudiger. Mijn volgende vraag was wat ik mijn werkgever kon meedelen en of het verstandig was mij in het gewoel van nauwelijks gevaccineerde pubers te mengen. ‘Meneer, ik raad u aan om het heel rustig aan te doen, juist omdat u zich zo goed voelt is het gevaar van overbelasting van uw hart groot. En Covid en hartproblemen is geen goede combinatie.’ Daar kon ik het mee doen.
Om het schuldige gevoel van spijbelen deze eerste dagen van het nieuwe schooljaar voor te blijven, gedroeg ik mij als de hartlijder die ik nu was. Een nieuw soort traagheid werd vaardig over mij, voor zover dat nog kon na zes weken zomervakantie. Het ochtendblad, koffie en een krentenbol, er kwam geen einde aan. De tijd vloog voorbij terwijl ik twee kopjes en twee bordjes door het sop trok en zorgvuldig droogde. Daarna langzaam terug naar mijn stoel.
Omdat de zon scheen haalde ik de grasschaar uit de schuur om de randen van het gazon te fatsoeneren. Zo geraakte ik onder de vijgenboom die volop vrucht droeg. Het aroma van vanille was van verre te ruiken. Om de vijg fladderde een wolk van atalanta’s die zich tegoed deden aan de rijpe vijgen, net als vier, vijf merels, die er als ze eenmaal een lekkernij op de korrel hadden niet aan dachten weg te vliegen, hoe dicht ik ze ook benaderde. Op de rand van het dak landde een kauwtje. Ook hij verdween in het groen van de vijg waar het gonsde van wespen en zweefvliegen. Waar was ik ook weer mee bezig?
Ik werp een sluikse blik in mijn mailbox, neem kennis van de schrik van collega’s om mijn lot en probeer die met een paar woorden tot passende proporties terug te brengen. Als de telefoon gaat is het iemand van het ziekenhuis die mij herinnert aan de afspraak op de kaakpoli, volgende week.
Op het scherm van de televisie is de finale van de tiende etappe van de ronde van Spanje begonnen. De Australiër Michael Storer heeft juist solo de top van de Puerto de Almáchar gerond als het beeld verspringt naar het peloton met de klassementsrenners dat ruim tien minuten achter de koploper aan fietst. De man in de rode leiderstrui demarreert en neemt in een mum tien, vijftien seconden voorsprong op zijn directe concurrenten. Commentator Michel Wuyts slaat het gade en constateert dat Primoz Roglic (want hij is het) enig lef niet ontzegd kan worden. Zijn co-commentator en analist José De Cauwer bepaalt zich tot een zuinig: maar is het verstandig?
Miguel Ángel López en Enric Mas van team Movistar zien het rode gevaar en schieten in actie, onmiddellijk gevolgd door Jack Haig die ook hoog staat in het algemeen klassement. Waar is Egan Bernal? Waar is Adam Yates? Op de top van de berg waar Storer tien minuten eerder passeerde, bedraagt de voorsprong van Roglic op zijn belagers inmiddels twintig seconden. De kopman van team Jumbo Visma kan dalen, het zou genoeg moeten zijn om zijn concurrenten een kleine halve minuut aan te smeren.
Op het volgende beeld staat de rode man naast zijn fiets. Hij draait aan het pedaal om de ketting recht te krijgen. Door de gaten in zijn koersbroek is rood vlees te zien. Ik hoor de stem van José De Cauwer: Waarom? Waarom? Waarom?