Zondag vijftien maart nam de regering het besluit om tot zes april alle scholen te sluiten. Met deze maatregel hoopt zij het aantal besmettingen met het coronavirus te verkleinen. Onze gezondheid staat op de eerste, de tweede en de derde plaats; was het minister Hugo de Jonge die dat zei? Een dag later nodigde onze rector ons op school uit om voorstellen te doen voor continuering van onze lessen onder andere omstandigheden. Makkelijk zat, dacht ik; in de studiewijzer is het programma van de tienwekelijkse periode omschreven en werk uitwisselen kan eenvoudig via de berichtenfaciliteit van het leerlingenvolgsysteem Magister. Ik rekende erop dat ik de komende anderhalve week niets van mijn leerlingen zou horen en dat er dan een mailtje zou binnenkomen met de vraag: ‘wat moeten we doen?’.
En eigenlijk leek me dat ook maar het beste. Na de hamsterdagen was er een slagveld achtergebleven in de supermarkten. Toiletpapier, handzeep, bloem, aardappelen, eieren, verzorgingsmiddelen waren niet meer te krijgen, zelfs de vakken voor de verse vleesproducten waren leeg. Er zouden veel scholierenhanden nodig zijn om de tekorten aan te zuiveren en de lege schappen te vullen.
Zo ging het niet. Al op dinsdag bezweek Magister onder de drukte en toen het programma weer in de lucht was, herkende Magister mijn toegangscode niet meer. De schoolleiding stuurde ondertussen een opgetogen bericht dat ze eruit waren. Vanaf donderdag 19 maart zouden we onderwijs op afstand gaan verzorgen volgens een aangepast rooster. Ik pakte de telefoon, belde mijn vriendin om te zeggen dat ze stapelgek waren geworden en ging de tuin in om de groenteperken klaar te maken.
De Catalaanse schrijver Joseph Pla (1897 – 1981) noteert op 14 maart 1918 in zijn dagboek: Eindelijk is het nu dan een genot om in Catalonië te leven. Er heerst volledige eensgezindheid. Iedereen is het met elkaar eens. Onvermijdelijk hebben we allemaal griep gehad, hebben we griep of zullen we griep krijgen. Pla gebruikt de uitbraak van de Spaanse griep om op zoek te gaan naar zijn wortels; het boerenbestaan aan de Empordaneze kust nabij Barcelona. Ik las het en werd bevangen door een groot verlangen naar een pandemie zonder internet.
Vijf dagen later wilde Magister mij weer ontvangen en was ik erin geslaagd mijn lesgroepen te transformeren in een chatcommunity. Ik nam een schoon overhemd uit de kast voor mijn eerste onderwijs-op-afstandcontact en trok een colbert aan. Mijn leerlingen waren het er roerend over eens dat ze al een hele week niets bijzonders hadden gedaan. Gamen, netflix, slapen, alleen Giel, die ik in de klas nog niet op enige activiteit heb kunnen betrappen, had een straatje gelegd. Wacht even, zegt hij en even later zie ik een filmpje van het resultaat van zijn stratenmakerswerk op mijn scherm. De opdracht gedocumenteerd schrijven die eind van de maand moet worden ingeleverd, is bijgezet in het hersendeel boze herinneringen uit een ver verleden.
Dat onderwijs op afstand ook zijn problemen heeft, lees ik in de mail van een collega:Vandaag was er een leerling die gedurende de hele tijd andere leerlingen eruit gooide en ook mij tot 2 keer toe. Dit is niet te doen zo. Herkenbaar. Mijn leerlingen hebben inmiddels ook ontdekt hoe zij, zonder dat ik het merk, mijn microfoon uit kunnen zetten.
Dan zoek ik mijn verwassen t-shirt weer op, trek een flanellen houthakkershemd aan en zaai een regel pluksla, rucola, raapstelen, die men ook wel keeltjes noemt.
14 maart 1918 denk ik?
ik heb hartelijk gelachen!
tip:
https://www.youtube.com/watch?v=BSxM6_zEw2k&feature=youtu.be
Hans, dank je. Ik heb het gelijk verbeterd. Houd goede moed.