Boven mijn eettafel hangt een plafonnière. De glazen schaal is met klemmen aan het armatuur bevestigd, zodat tussen het plafond en de lamp een kier is ontstaan. Als de lamp aan is kun je van onderaf in het glas tientallen dode vliegen zien liggen. Ze zijn op het licht afgekomen en hebben de weg terug niet meer gevonden. De tafelverlichting is een vliegenval gebleken. Ik laat hem liever uit. Vrijdag na het eindexamen Nederlands is een sombere dag. Ik haal de staande leeslamp uit de studeerkamer en richt die op tafel, waar het werk van mijn twee examenklassen al klaar ligt.
Dodelijk saai, noemde Marc van Oostendorp (hoogleraar Nederlandse Taal en Cultuur aan de Radboud Universiteit) het examen op de vaksite www.neerlandistiek.nl waarvan hij de drijvende kracht is, en vooral: dat het een gortdroge verhouding tot het geschreven woord vereist. In de wereld van het examen Nederlands is elke tekst een met woorden gestoffeerd argumentatieschema, schrijft Van Oostendorp, en in de vierde tekst van het examen botst die wereld op de wereld van de stijl. Auteur Rosanne Hertzberger gebruikt in tekst vier ironie en hyperbolen om haar standpunt kracht bij te zetten. Dat is voor de examenmakers het moment om het onderwerp drogredenen in te brengen.
Een sombere dag, maar koud was het niet. Door de open tuindeuren hoorde ik mussen kwetteren op het plaatsje en er krasten een koppel eksters in de Gleditia. Ik was nog niet klaar met het schoonmaken van de border in de voortuin; het zevenblad kwam in bloei, heermoes schoot op waar je maar keek en ik wilde de resten van de uitgebloeide tulpen en blue bells wegknippen om ruimte te geven aan de stokrozen die her en der opkwamen. Ik was er woensdag mee begonnen, anderhalf uur op mijn hurken en op mijn knieën en ik had weer geen insect gezien.
In alinea 2 wordt beargumenteerd dat onze maatschappij geobsedeerd is door voedsel. Een kritisch lezer zou in deze argumentatie vooral een bepaald type drogreden kunnen zien. Welk type drogreden is dat?
In Nijmegen ontploft Van Oostendorp: Wat een laffe manier van de zaken voorstellen in een eindexamen is dat! Die anonieme kritische lezer zou van alles en nog wat voor een drogreden aan kunnen zien (…) En dan? Waarom wordt er niet gevraagd naar wat de drogreden is in plaats van wat die “kritische lezer” denkt dat het is?
Slakjes waren er en regenwormen. Er was een merel die me bij het wroeten in de aarde nauwlettend op de vingers keek en die de rest van de dag in de weer was met de berg tuinafval achter op het pad. ’s Avonds hoorde ik hem zingen op de nok van het dak. Hij groef naar grondstof voor zijn serenade, dacht ik en ik vroeg me af wat hij zag dat ik niet zag.
Tijdens een van de laatste lessen voor het examen hadden we het verschijnsel drogredenen nog eens doorgenomen. Er waren kandidaten die volhielden dat ze er nog nooit van hadden gehoord. Stel je tijdens het examen voor dat de tekst die je leest speciaal voor jou geschreven is, drukte ik mijn leerlingen op het hart, in een laatste poging duidelijk te maken dat het met ons vak toch vooral om communicatie is te doen.
Waarom moet je je als kandidaat inleven in de een of andere anonymus?, besluit Van Oostendorp zijn tirade.
Maar boven de vijver in de achtertuin draait op dat moment een glazenmaker zijn rondjes.