Steeds opnieuw

Er is niet veel tijd meer. Over vijf dagen is het schoolexamen gedocumenteerd schrijven, vandaag is de laatste les voordat volgende week de examenweek begint. Nog voor de bel gegaan is, hebben mijn leerlingen het scherm van hun laptop omhoog geklapt, is hun tafelblad bezaaid met documenten, zijn hun ogen gefocust op het invulformulier van het schrijfplan waarvan vakje voor vakje zorgvuldig wordt volgeschreven. Daar gaat al een vinger omhoog: ‘Meneer, wat is beter denkt u, een beschouwing of een betoog?

Werp al het vuilnis van je af; onwerkzame invloeden tot een minimum beperken; het probleem, de pressie en verleiding van ‘de media’ een plaats geven. Dat heeft u goed gezegd, meneer Ten Berge (1938) , maar woensdag is het schoolexamen al, verstaat u wel, woensdag! En als de tekst nu nog over onverschillig wat mocht gaan, .. maar nee. Een taalkundig onderwerp wordt gevraagd.

En dus verdiepen we ons in de veranderingen in de voornamen die jonge ouders hun kindjes gaven de afgelopen honderd jaar, we stellen ons de vraag of er verschillen zijn tussen het taalgebruik van vrouwen en mannen. Helpen de uitspraken van Johan Cruijff om zelf beter te gaan voetballen? Of om het spelletje beter te begrijpen? Wat is het geheim achter het succes van Jip-en-Janneketaal? En waarom irriteert het ons als overheden op die manier met ons communiceren? Zijn dierentalen echte talen? Is de toenemende invloed van de Engelse taal een bedreiging voor het Nederlands? Straattaal, taalcodes op sociale media, taalverwerving en wolfskinderen, het kan niet op.

Als we het zelf niet meer weten, vragen we het onze ouders. Die werken bij de politie of in de zorg en die hebben de nodige ervaring met vakjargon en stroeve communicatie met de burger of een patiënt. Hoe komt het toch dat we na het gesprek met de specialist in het ziekenhuis pas weten wat we hadden willen vragen? Valt er eigenlijk wel te praten met een politieman in functie?

Teksten komen niet af uit de lucht gevallen, schrijft Kristien Hemmerechts (1955) in haar boek Schrijven. Kun je dat leren? Het is al te waar, mevrouw.

Ik ga het hebben over mannen- en vrouwentaal. Persoonlijk denk ik dat mannen onderling minder gedetailleerd praten over verschillende onderwerpen dan vrouwen. Ook denk ik dat mannen er wat luchtiger over praten dan vrouwen, vrouwen nemen het vaker serieus en blijven dan langer op een bepaald onderwerp hangen. Voor me zit Evy die een vracht aan onderzoeken over het onderwerp heeft doorgeploegd, en die in het middenstuk van haar tekst heeft samengevat en gepresenteerd. Maar naar de opening van haar artikel zitten we allebei een beetje beteuterd te kijken. Ik adviseer haar te onderzoeken op welke vragen de romp van haar tekst antwoord geeft, en met die vragen een nieuwe inleiding te schrijven.

Steeds meer bedrijven praten over chiefs, workshops of deep dive sessies. Vroeger belde je iemand, met je telefoon. Tegenwoordig ‘’ga je een call in’’. Het is bewezen dat veel mensen niet begrijpen waar deze woorden overgaan., schrijft Sabrine. Ik schrijf in de kantlijn: waar is dat bewijs, vertel ons erover.

Zo kan het gebeuren dat je aan het einde van een zin ineens niets meer weet te schrijven, terwijl je er zeker van bent dat de tekst nog niet af is. Het overkwam Thera, die toen maar afsloot met: Niemand heeft invloed op een ander ouder de naamgeving van zijn of haar kind als gevolg dat er zoveel mogelijke unieke namen mogelijk zijn zolang ouders er zelf voor kiezen.

H.C. ten Berge weet er alles van. Hij schrijft: Begin en begin steeds opnieuw. Het geschrevene is je beloning.

Dit bericht is geplaatst in bij de les met de tags , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *