Promotoren

Het weekend ging heen met het kuisen van teksten die mijn leerlingen van vijf havo mij stuurden. Onnodige herhalingen, werkwoordsvormen die bij geen onderwerp passen, ontsporende passiefconstructies en Tante Betjes, zaken die ik hun niet kan uitleggen, maar die ze moeiteloos beheersen, anglicismen (een belofte maken), idioomfoutjes die ontstaan door een verkeerd voorzetsel. Ik drukte opkomende moedeloosheid weg met de blijmoedige constatering dat ik door mijn commentaar elk van mijn leerlingen kon behoeden voor al deze ongerechtigheden en sprak na elke reactie de hoop uit op een mooi resultaat als ze later in de week opgingen voor het schoolexamen gedocumenteerd schrijven. Ondertussen bleef het boek naast mijn stoel gesloten en de weekendscrypto onopgelost. ‘Wie geprikt wil worden moet in Utrecht zijn’, vijf letters.

Even ten westen van Station Sloterdijk, ingeklemd tussen de sporen naar Haarlem en Noord Holland benoorden het Noordzeekanaal is een opslagterrein waar de gemeente allerhande straatgerei bewaart. Fietsenrekken, verkeersborden, dranghekken die ze in Vlaanderen nadars noemen, metrocontainers voor papier, restafval, glas en plastic, dat werk. Op het terrein staat ook een laag, rechthoekig gebouw dat dienst doet als kantoorruimte en dat met de lange blinde gevel op het spoor is gericht. Als het donker is, is daarop, gevelvullend, een woord van acht tot tien letters te lezen, steeds een ander. In januari is duisternis ruim voorhanden. Ik las het woord helleveeg. De ontwerper heeft een voorkeur voor nog niet gevormde samengestelde woorden. Kwaadschik  bij voorbeeld of nachtelach.

Doorn.

Van Hugo Claus (1929 – 2008) is bekend dat hij zijn leven lang een fanatiek liefhebber van cryptogrammen was. Liefhebber is misschien niet het goede woord. Lang koesterde hij de angst om alzheimer te krijgen of dement te worden. Hij was ervan overtuigd dat hij dat lot voor kon blijven door zijn hersens te blijven trainen, de taalcentra in zijn hoofd te blijven prikkelen, niet alleen met cryptogrammen uit de Vlaamse dagbladen, maar ook met die uit Engelse kwaliteitskranten. Het is hem ten dele gelukt. Oh, het ergst is de hand die zich heft / Maar het doel is verloren / En het ergst is de nacht / Die geen raad biedt / Maar blikken vernauwt / Het allerergst is de rat in mijn hoofd / Die vreet aan de woorden (…) zong Henny Vrienten (1948) toen Claus was overleden.

Wat te doen met Hoge reclamezuil in de aula, tien letters. De scrypto van het NRC Handelsblad is er de afgelopen halve eeuw niet gemakkelijker op geworden. Ik herinner mij zaterdagen dat we hem in de twintig minuten onderweg van Amsterdam naar mijn woonplaats konden oplossen. Heeft J.J. Steenhuis (1954) een assistent gevonden die hem helpt zijn cryptogrammen te ontwerpen van wie wij het idioom nog niet herkennen? Loert de rat ook in mijn oude hoofd? Ik kijk uit het raam van de trein en lees mistroostig.

Zeepkistrace en rijden maar, zes letters. Dat moet karren zijn. En Lichaamsdeel dat – steeds meer – door het andere wordt bedekt (4+4+4) is natuurlijk hand over hand. Het begin is er. We zullen onze puzzelvaardigheden hard nodig hebben nu de premier van Nederland de wens heeft uitgesproken dat ook leerlingen op middelbare scholen anderhalve meter afstand van elkaar houden. Wil het althans meer dan wensdenken zijn. Mijn voorstellingsvermogen gaat het vooralsnog te boven.

Dit bericht is geplaatst in bij de les met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *