Hij zit bij de computer en onderwerpt zijn dia’s aan een laatste inspectie. Hij heeft nog niet besloten of hij zo dadelijk de klas zal toespreken over het onderwerp dat hij heeft voorbereid. ‘Ik twijfel nog’, zegt hij en houdt de blik op het scherm gericht. ‘Dat is goed’, zeg ik, ‘twijfel is goed’. Dan kijkt hij op met in zijn ogen een blik alsof ik hem in de maling neem. Zegt: ‘Ik houd niet van twijfel, ik kan er niet tegen. Ik haat twijfel’. ‘Niet doen’, zeg ik, ‘twijfel is het begin van beter. Zeker weten is er het einde van’. Hij schudt zijn hoofd en beslist even later dat hij het doet.
Ik merk dat ik ben veranderd in de dertien jaar dat ik les geef en terwijl ik nadacht over de bijna driehonderd stukjes die ik daarover heb geschreven. Ik ben mij meer en meer gaan richten op het heden, het hier en het nu. Wat er in het vat van de toekomst zit, verloor mijn interesse. Ik zou het wel zien op dat magische moment dat de eindeloze mogelijkheden in de trechter van vandaag door onze aanraking veranderen in de enig mogelijke uitkomst van wat er al was. En wat het verleden betreft, ik besloot mij er niet boos over te maken.
Maar nu ik een paar weken geleden in de wekelijkse missive van mijn direct leidinggevende las dat ik voorzitter ben geworden van het smaldeel Nederlands op school en sinds ik in het clubhuis van de plaatselijke watersportvereniging hoorde dat de vervaardiging van een sectiewerkplan een gewichtige taak is van de voorzitter, malen mijn hersens op volle toeren om mij een verbeelding voor te spiegelen van het verschiet waarvan een dergelijk plan de schriftelijke neerslag is.
Collega Barbé denkt dat ik mij aanstel en zegt: ‘Je wil niet, je bent er gewoon tegen.’. Ik probeer nog: ‘dat is het niet, voor of tegen is nog niet binnen bereik, ik begrijp het eenvoudig niet’. Vertwijfeld begin ik opnieuw te bladeren in de instructie die de schoolleiding mij heeft ter hand gesteld onder de titel Van realiteit naar ideaal .
Hij staat achter het katheder, kijkt de klas in en stelt de vraag: Wat is het echte leven? Daar komt een voorbeeld bij. Dit jaar doet hij eindexamen, en daarna, zeggen ze, daarna begint het echte leven. Maar waag het ondertussen niet om uit die uitspraak de consequentie te trekken dat onze schoolse activiteiten dus maar nep zijn. Hij weet er als veelvuldig spijbelaar alles van. Maar als school het echte leven zou zijn, dan is vakantie daar weer de onechte tegenhanger van, terwijl de spreker zich goed herinnert hoe hij op een festivalterrein uit zijn tentje kroop, om zich heen keek om te constateren dit is het echte leven. Zo langzamerhand bekruipt hem het onheilspellende vermoeden dat hij steeds in een parallelle werkelijkheid verzeild raakt. Dat er dus toch iets waar is van de schaduwen in Plato’s grot.
De Groene Amsterdammer laat deze week sociaal-psycholoog en wetenschappelijk directeur van het Verwey-Jonker Instituut Hans Boutellier (1953) aan het woord. Hij zegt: Diepe twijfel, dat is de grondslag van het succes van de westerse cultuur. En hij zegt: Radicalisering is voor een deel het antwoord op de angst voor de twijfel.
Het kan zijn.
Van realiteit naar ideaal, lees ik. Ze proberen een metafysicus van me te maken.