Een vogel kun je het nauwelijks meer noemen, wat daar op de afbeelding staat die ik op het scherm heb geprojecteerd. Wat veren in het zand, een rottende krop waarboven ik een kopje vermoed. Ik zoek naar een snavel. Van buik, poten of staart geen spoor, je kijkt rechtstreeks in de maag van het beest. Een blauwe plastic dop, een geel tandwieltje, een kofferlabel, barbecueprikkers, ja, ook schelpen en kunststof tie wraps. Het is aan de leerlingen van vier havo om over deze lugubere vondst op het strand een notitie te schrijven van honderd woorden.
Eén van de eerste leerlingen met wie ik kennismaakte in mijn loopbaan als leraar, stelde zich voor als Jerel Papegaai. Ik keek op mijn lijsten, maar kon hem niet vinden. Ik vergeleek hem met de foto’s bij de namen, maar die waren misschien al anderhalf jaar geleden genomen. Een Jerel was er wel, maar daar hoorde de achternaam Hooi bij. Hooi of Papegaai, zou het verschil maken? Ook als ik mijn best doe, lukt het me niet nog een naam uit die allereerste klas naar boven te brengen. Alleen dus deze ene, die zijn echte naam niet was.
De bedoeling van de oefening is dat mijn leerlingen enig zicht krijgen op hun spel- en schrijfvaardigheid. Als ze klaar zijn met hun tekst, leveren ze hem bij mij in. Ik zit al klaar met een rode pen om onvolkomenheden aan te strepen. Daarna kom ik bij hen langs om te bespreken wat er beter kan. Mij geeft deze oefening de gelegenheid de namen van mijn nieuwe leerlingen te leren.
Amir, Imaya, Lian, Nyssa, Florian, Jimi, Caitlin, Carlijn, Leanne. Roel, Wessel, Wouter, Timo, Jay, Hanan, Manisha, Wassim, Ilyas, Pepijn (die trouwens juist van klas gewisseld is), Jivan, Sjoerd, Dik, Angelie, Robbert, ik weet niet waar ik kijken moet als ik de presentielijst voorlees aan het begin van de les. Maar het is me vergeven. Ik heb hun gezegd dat ik er elk schooljaar een week langer over doe om alle namen te leren. Voor wie veertig jaar in het onderwijs werkt, is het schooljaar te kort om iedereen bij naam te kunnen noemen. Ik ben nog niet op de helft. Ik beloof dat ik in januari weet hoe iedereen heet.
Als ik een boek voor de vakantie zoek, kies ik meestal een boek van de schrijver Mel Wallis de Vries. Ik kijk dan of er nieuwe boeken zijn die ik nog niet gelezen heb., schrijft Kirsten in haar leesautobiografie. Eén ding onthouden lukt niet. Men herinnert zich het ene met behulp van het andere. Ik probeer de combinatie in mijn geheugen te prenten. Mel Wallis de Vries, Kirsten. Onder haar tekst schrijf ik dat Het Smelt van Lize Spit dan misschien ook wel iets voor haar is. Een jonge vrouw keert met een groot blok ijs in de achterbak van haar auto terug naar haar geboortedorp. En dat is niet alleen om de opening van de nieuwe melkstal van haar jeugdvriendje te vieren. Waar blijft trouwens dat nieuwe boek van Lize Spit?
Juist wanneer je niet aan namen dacht, konden ze je zomaar te binnen schieten, namen vermomden zich nu eenmaal in het licht van andere namen. Juist door er niet aan te denken kwamen ze te voorschijn, omdat namen altijd andere namen in zich dragen. De overpeinzing is van Albert Huszen die toekijkt hoe het zwerfkind dat zijn naam is vergeten toeloopt op de kinderen met wie hij eerder door Duitsland zwierf.
Kees ’t Hart schreef erover in De ziekte van Weimar. Ik taal op de tast naar het licht van andere namen.