Op afstand

Er komt een kort krakend geluid uit de laptop. Mijn spiegelbeeld verkleint tot het formaat van een lucifersdoosje in de rechterbenedenhoek van het scherm. In een cirkel verschijnen de initialen NE heel even en dan komt Noa in beeld die ‘Hallo meneer’ zegt. ‘Noa,’ zeg ik, ‘je hebt me gevonden, hoe gaat het met je?’. Nog een krak, het scherm splijt in tweeën en op de andere helft doemt het hoofd van Manou op. Weer klinkt: ‘Hallo meneer’. Noa geeft inmiddels antwoord op mijn vraag. Het gaat goed met haar, maar het is wel druk in huis en haar moeder probeert via de computer vierentwintig kleine kinderen bij de les te houden. De vader van Manou is muzikant. Hij zou deze dagen op tournee zijn, maar dat ging niet door. Nu is hij thuis met een project bezig. En haar broer en zijn vriendin zijn er ook. Ze is maar even naar boven gelopen en heeft gezegd dat voor de duur van haar mondeling schoolexamen op afstand iedereen beneden moet blijven.

Marita Mathijsen (1944) wees 26 maart op de plotselinge actualiteit van het boek Alles wat er was van Hanna Bervoets (1984) dat in 2013 verscheen: Er zijn vier basisgegevens. Het eerste: iets totaal onbekends overkomt een groep mensen, iets wat niet eerder is voorgekomen. Het tweede: een groep is opgesloten, moet met elkaar zien om te gaan ook al zijn het geen vrienden. Het derde: de voorzieningen waarop je normaal gesproken kunt rekenen, vallen weg. Het vierde: er is gebrek aan eten, verband, medicijnen. Het was Manou, die het boek op haar lijst heeft staan, ook opgevallen. De acht personages waren in een schoolgebouw toen er een luide knal klonk die werd gevolgd door een dikke mist. Onmiddellijk waarschuwde de overheid via internet (dat het toen nog deed) binnen te blijven en de gordijnen te sluiten.

Marita Mathijsens dochter Alma, schreef vorig jaar Ik wil geen hond zijn. Een hartverscheurend boek over een jonge vrouw die geen andere uitweg uit haar liefdesverdriet weet, dan zich te laten transformeren in een hond die daarna aan haar ex wordt toevertrouwd. Lianne vond het heel leuk, al is dat niet het beste woord om de kwaliteit van deze novelle te benoemen.

Noa hoort wat Manou vertelt over het boek van Bervoets. Zij herkent de mist uit Alles wat er was. Diezelfde dodelijke mist is na een hevig noodweer over de hele wereld gedaald in de roman Weerwater uit 2015 van Renate Dorrestein (1954 – 2018). Dat is te zeggen de hele wereld, behalve Almere. Op het moment dat de ramp de jonge stad trof, waren de mannen al naar hun werk. Alle voorzieningen zijn kapot, een paar duizend vrouwen en de mannen die uit de gevangenis zijn ontsnapt, staan voor de taak er in een nieuwe samenlevingsvorm het beste van te maken.

Tegelijk met Lianne doet Ilse schoolexamen. Zij vraagt het woord op de andere helft van het computerscherm. Ze heeft de titel van Alma Mathijsens boek gevonden in een boek dat zij gelezen heeft: Dorst van Esther Gerritsen (1972). De doodzieke Elisabeth ontmoet in dat boek haar ex Wilbert en dan ontspint zich de volgende dialoog: ‘Hé’, zegt ze. ‘Hé’, zegt hij. ‘Mijn hond.’ Hij zwijgt. ‘Jij bent mijn hond.’ ‘Ik wil geen hond zijn.’ … ‘Ik wil geen hond zijn.’ ‘Ik hoor je.’ ‘O.’

Meer kunnen we er eigenlijk niet over zeggen.

Dit bericht is geplaatst in bij de les met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *