Twintig april bezoekt Kristien Hemmerechts (1955) onze school. Ze zal er vertellen over zichzelf en met leerlingen van vier en vijf vwo van gedachten wisselen over haar werk. Hemmerechts is de auteur van ‘Taal zonder mij’, het boek waarmee ze afscheid neemt van haar man, de dichter Herman de Coninck die in 1997 plotseling overleed, van ‘Donderdagmiddag half vier’ waarin een fataal ongeluk met het busje van de docent machineschrijven de verhoudingen in een Vlaamse gemeenschap op scherp zet, van ‘De dood heeft mij een aanzoek gedaan’, dagboeknotities over liefde, levenslust en doodsverlangen en van ‘De vrouw die de honden te eten gaf’.
Dat laatste boek had ik nog niet gelezen. Het verscheen in 2014 en veroorzaakte in België veel onrust omdat het gaat over Michelle Martin, de echtgenote van Marc Dutroux die de ontvoering en verkrachting van zes minderjarige meisjes en de dood van vier van hen op zijn geweten heeft. Om de impact en de context van het boek aan de leerlingen van vier vwo duidelijk te maken, moesten we terug naar de jaren negentig toen overal in België en ook op veel plaatsen in Nederland de kopietjes hingen met de portretten van An, Eefje, Julie, Melissa, Laetitia en Sabine. Toen eenmaal was uitgekomen wat er met hen gebeurd was, stroomden de straten en lanen van Brussel vol met woedende demonstranten in het wit gekleed. Dutroux en Martin verdwenen achter de tralies. In 2012 is Martin voorwaardelijk vrijgelaten, zij heeft een heenkomen gevonden in een klooster nabij Namen. Een slimmerik in de klas merkt op dat misbruik van minderjarigen welwillend onthaal krijgt in Katholieke kloosters. Het is waar, de commissie Deetman heeft er aanwijzingen voor.
Ik veronderstelde dat Hemmerechts De vrouw die de honden te eten gaf schreef om te proberen te begrijpen wat Martin bewoog om zich medeplichtig te maken aan de weerzinwekkende daden van haar echtgenoot. Maar nu ik het boek een keer of twee gelezen heb, zie ik dat begrip voor de meest gehate vrouw van België nog lang niet binnen bereik is. Het boek is een lange monoloog van Odette, die verongelijkt is als ze haar lot vergelijkt met dat van moeders die hun eigen kinderen hebben vermoord, oprecht als ze spreekt over haar kinderen en waarin de waanzin doorklinkt als ze het heeft over de manier waarop haar ex-man haar terroriseerde. Bij herhaling spreekt ze zichzelf tegen. Haar psychiater zegt: M is verleden tijd voor jou. Jij moet nu over je eigen daden nadenken. Odette reageert: Mijn niet-daden: ik ben de vrouw die niet in de kelder is afgedaald om de ontvoerde meisjes te eten te geven terwijl hun ontvoerder, mijn echtgenoot, in de gevangenis zat. Niet begrip voor de drijfveren van Odette stuwt het verhaal voort, maar het zoeken naar taal waarmee Odette verwoordt wat ze heeft gedaan.
Er worden wel verklarende factoren genoemd. De ouders van M hadden in Congo geleerd met harde hand op te voeden. Thuis liet moeder geen gelegenheid onbenut om haar echtgenoot te vernederen, hun oudste zoon voelde zich verwaarloosd en leed volgens zijn vader die psychologie had gestudeerd, aan het Kaïnscomplex. Odettes vader was naast zijn dochter overleden bij een auto-ongeluk terwijl hij haar naar school bracht. Odette heeft zich er nooit van kunnen overtuigen dat zij daar geen schuld aan had. Het heeft de relatie tot haar moeder getroebleerd. Ze ervoer haar verbintenis met M als een bevrijding.
Ik las verder dat de reeks van diefstallen, ontvoeringen, verkrachtingen en moorden gedijde in kringen die ik ken. M’s ouders stonden voor de klas, Odette was lerares, Kristien Hemmerechts doceert geschiedenis van de Engelse literatuur aan de Katholieke Universiteit van Brussel.