Om de zinnen

Ik zat de afgelopen week veel in de trein. Onderweg van de ene werkgever naar de andere, reisde ik van mijn woonplaats naar de hoofdstad, Noord Holland in, naar Zaandam en weer naar Almere. Buiten trilde een nieuwe ochtend in het nazomerlicht van een stralende zonsopkomst. De weiden lagen verborgen onder lage nevel. Omdat ik van mezelf de trein niet in mag zonder voldoende leeswerk, had ik het recente boek van Kristien Hemmerechts (1955) bij me gestoken; Schrijven Kun je dat leren?

Moest ik op die vraag antwoord geven, ik zou het antwoord schuldig blijven. Of ik het zelf kan leren? Ik ga vooruit, ik denk door het bijna elke week te doen, al bekruipt me soms het vermoeden dat ik de beste stukjes al geschreven heb.

En lezen. Elke dag lezen. Dat helpt ook.

In de klas proberen we de kwaliteit van het schrijfwerk van onze leerlingen te verbeteren door de omgeving ervan te leuker te maken. We verleiden onze leerlingen tot effectievere teksten door hun te beloven dat we die gaan gebruiken in een andere klas, collega Clemens gaat zelfs zover zijn leerlingen een echte publicatie in boekvorm voor te spiegelen. Maar het antwoord op de vraag wat een goede alinea onderscheidt van een slechte, blijft gehuld in vaagheid over correcte spelling, een afwisselende stijl en het bekende rijtje beeldend, bondig, concreet, duidelijk en menselijk.

Kristien Hemmerechts praatte ons en de leerlingen van vier en vijf vwo twintig april bij over haar schrijverschap en vooral over haar boeken Taal zonder mij en De vrouw die de honden te eten gaf. Op het podium van de aula toonde ze zich een lerares die weet waarover ze het heeft, die haar publiek serieus neemt en het durft tegen te spreken en die ons inwijdde in de heilige Drievuldigheid van het schrijven: taal, observatie en durf. Taal, omdat de tekst daar nu eenmaal uit bestaat, observatie om het unieke en wezenlijke van elke gebeurtenis onder woorden te brengen en durf om een welgeformuleerde zin belangrijker te vinden dan de grenzen van het betamelijke en de conventies van het welgevoeglijke.

Ze schrijft: ‘De geschreven realiteit is altijd intenser’, heb ik vandaag tegen de leerlingen van een school in Almere gezegd, maar nu, een paar uur later, vraag ik me af of dat wel waar is. Die zin verraadt dat haar bezoek aan onze school ook bij haar iets teweeg heeft gebracht.

Ze vervolgt: ‘Zijn er dingen die u schrijft waarvan u weet dat u ze nooit kunt publiceren omdat ze inhoudelijk te gevoelig liggen?’ vroeg een leerling

Ik denk dat ik weet wie die leerling was. Ze zit bij me in klas vijf vwo.

‘Ik denk dat schrijvers altijd schrijven met het oog op publicatie’, antwoordde ik. ‘Ze zetten het neer, en proberen vervolgens in te schatten of de zinnen werken, of ze krachtig zijn, het is me om de zinnen te doen, niet om de betekenis of wat ook.’

Schrijven Kun je dat leren is gebaseerd op de ervaringen van Kristien Hemmerechts bij de lessen Creatief Schrijven die ze gaf aan de Hogeschool Antwerpen (Departement Dramatische Kunst) en aan de KU Leuven. Aan het slot van haar boek kijkt ze terug op de cursussen: Iets wat ik met de jaren hoe langer hoe meer ben gaan inzien, al is het mij nooit gezegd en heb ik het ook nooit ergens gelezen: je moet je studenten graag zien, anders lukt het niet en hou je het ook niet vol. Zelfs wanneer je hen graag ziet, lukt het niet altijd. Lesgeven is vaak een les in nederigheid.

En als iemand uit Vlaanderen zegt dat ze je graag ziet, dan houdt ze van je.

Dit bericht is geplaatst in bij de les met de tags . Bookmark de permalink.

Eén reactie op Om de zinnen

  1. Jan Bos schreef:

    Hoe mooi en ook hoe nederig! Om in te lijsten!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *