Natte vinger

Mail van S. ‘Al een paar keer heb ik een examen geoefend, maar het gaat gewoon niet heel erg goed. Tot nu toe haal ik een cijfer tussen de 4 en de 5.’ Het is de laatste dag van de meivakantie en de eindexamens beginnen al over een week. Ik lees paniek. Ze heeft weinig vertrouwen in een goede afloop van het centraal schriftelijk examen Nederlands. Of ze voor het examen nog even langs kan komen om te vragen wat ze nu moet doen.

Dinsdag dan maar gelijk om half negen. Zodra ik haar zie, zegt ze: ik heb al vijf oefenexamens gemaakt, maar het gaat steeds slechter. Ik antwoord: houd daar onmiddellijk mee op. Geen oefenexamens meer maken, daar schiet je niets mee op. Ik weet niet of het haar opvalt dat ik precies het tegenovergestelde beweer van wat ik eerder dit schooljaar de examenkandidaten op het hart heb gedrukt. We zetten een paar tafels en stoelen bij elkaar, dan kunnen we zitten.

Dat het eindexamen Nederlands in de pers al onder vuur ligt terwijl het nog verzegeld is weggeborgen in de kluizen van de scholen in het land, was haar ook opgevallen. Kees Beekman, docent Nederlands te Aruba, schreef in de Volkskrant dat hij gedurende de eindexamenperiode spijt heeft dat hij docent is geworden. Hij schrijft: Ik denk dat veel docenten het examen niet eens durven maken. Want wat als je er maar een zes voor haalt, of een vijf? Kun je dan wel voor de klas blijven staan? Daar heeft hij een punt. De laatste keer dat ik een examen maakte waren er drie leerlingen uit mijn klas die dat beter hadden gedaan dan ik. Beekman hekelt de eenzijdige aandacht voor de structuur van de tekst en veronderstelt dat dat komt omdat het schoolvak Nederlands is behept met een minderwaardigheidscomplex. Het vindt zichzelf niet wetenschappelijk genoeg en compenseert dat met een overdosis aandacht voor abstracties als tekstanalyse en argumentatiestructuren. Het zou kunnen.

Taalkundige Rik Smits viel de eer te beurt auteur te zijn van een tekst voor het eindexamen Nederlands. Dat was voor hem ook een verrassing want ter wille van de geheimhouding krijgt de auteur dat niet vooraf van het cito te horen. Ik viel, toen ik het correctiemodel zag, van de ene verbazing in de andere over wat ik wel niet allemaal bedoeld bleek te hebben, schrijft Smits afgelopen maandag in NRC Next. Volgens hem zijn de dubieuze opgaven en antwoordmodellen van het examen Nederlands het gevolg van doorgeschoten normalisering en centralisering. Uit angst voor de natte vinger van de nakijkende docent is het cito gevlucht in kwantificering en schijnexactheid waarin steeds minder vakgenoten zich herkennen.

Ik begin met S. van voren af aan. Ik heb een tekst meegenomen van filosoof en publicist Frank Meester die afgelopen zaterdag in de Volkskrant stond. Gooi met nutteloze dingen niet jezelf weg, luidt de kop. Een tekst is een brief die iemand speciaal voor jou geschreven heeft, zeg ik en we lezen hoe Meester een lans breekt voor nutteloze of versleten producten en gebruiken, omdat ze drager zijn geworden van de betrekkingen tussen mensen. S. kan wel een voorbeeld noemen van zo’n ritueel, want ze gaat met Kerstmis altijd met haar oma naar de kerk, terwijl ze niet in God gelooft.

Over de vraag of ze ook dingen heeft die oud zijn en versleten, maar die ze toch niet weg kan gooien moet ze langer nadenken. Foto’s misschien … ? Of wacht, in haar kast hangen nog kleren die ze niet meer draagt, maar die toch niet weg mogen.

Dit bericht is geplaatst in bij de les. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *