Er zijn collega’s die kunnen lezen en schrijven met het digitale klaslokaal Teams. Een PowerPointpresentatie, razend snel switchen van de hele lesgroep naar een paar leerlingen, een opdracht geven en tien minuten later de scores per groep en per leerling administreren, alle aanwezigen presenteren in een ‘galerij’, ze draaien er hun hand niet voor om. Ik ben zo ver nog niet. Ik zoek een leeg kratje en twee dikke woordenboeken waarop ik mijn laptop kan zetten om zo een enigszins doenlijk beeld van mijzelf op het scherm te krijgen. Mijn lesvormen zijn terug bij de oervormen van didactiek, voorlezen en om de beurt een klein vraagstuk oplossen. Ik houd ondertussen de vergaderchat in de gaten en lees: ‘Me wifi ging neg iit meneer kon jiet jounen duurde echt lang om het te fuxen ben er nu wel’.
Opgave vier is voor Margje. Ik roep haar op, het scherm blijft zwart en stil, de enige beweging is mijn eigen beeltenis rechtsonder, waar ik mijzelf zie in spiegelbeeld. Op de chat flitst een mededeling op, het is haar vriendin die laat weten margje haar cavia is net overleden dus ze reageert even niet. Dat begrijp ik, ik spreek mijn medeleven uit met dit verlies en vraag of Chris een poging wil doen om de vraag van een antwoord te voorzien. Ik ben nog niet uitgesproken of ik lees meneer ze zijn de kamer naast mij aan het werk dus ik hoor alleen maar geboor. Ik buig wat meer naar het scherm en articuleer op mijn best als ik mijn vraag herhaal. Even later stuurt ze het goede antwoord. We kunnen weer verder.
Het goede nieuws van de afgelopen week is dat Lieke Marsman (1990) de komende twee jaar dichter des vaderlands zal zijn. De bekendmaking viel samen met het verschijnen van haar nieuwe bundel In mijn mand. Het titelgedicht speelt zich af in de hemel. De dood accepteert geen jokers / zegt Kant in alle ernst / met zijn zwaarste stem / en: ‘Schenk mij bij!’/ tegen de engel, / die geïrriteerd zijn breiwerk opzijlegt / en antwoordt: in je mand / (het is nu wel evident / dat mensen voor engelen zijn / wat dieren voor mensen zijn) / …
Ja, dat herinner ik me. In het hoofdstuk Ik haat de storm, ik houd van de storm, uit Het tegenovergestelde van een mens, die andere roman over liefde, identiteit en klimaatverandering, had Lieke Marsman ook al vastgesteld een mens is voor een engel wat een dier voor een mens is. Ik lees het opnieuw en vraag me af over wie deze uitspraak gaat en ik denk dat die over engelen gaat, of over onze verhouding tot een koesterende almacht die we een pootje geven voor we te eten krijgen. In de bundel De eerste letter schreef Marsman: een stem spreekt tegen me en ik moet bepalen / of het een engel is / maar hoe kan ik tot zoiets in staat zijn?
Als ik Olaf vraag de volgende opgave op te lossen blijft het opnieuw lang stil. Ik heb de beurt al lang aan een ander gegeven als op de chat de boodschap verschijnt: Mijn reden is dat ik op de wc zit vanwegen maag klachten Mijn mentor weet hiervan En de dokter heeft me een poeder gegeven waardoor ik minder last zou moeten hebben Ik zit continu op de wc en ik kom er niet af Dat is mijn reden. Niets blijft de onderwijsgevende op afstand bespaard.
Diezelfde dag verschijnt het eerste gedicht van de nieuwe dichter des vaderlands in de krant. Het heet Nederland en er staat: Je geweten, verleden, je opinies, experts /
Je consultants, commissies, obsessies, je taal / Je vergeten kwitanties met het hele verhaal / En je schoorvoetende sorry, dat aan niemand gericht is …
Om te besluiten met: Het is bijna lente. Je bent moe, maar je bent er nog // Vraag niet hoe, maar je bent er