Natuurlijk kwamen de uitkomsten van het laatste PISA-onderzoek hard aan rond de tafel van de sectie Nederlands in de medewerkerskamer. Uit vergelijkend onderzoek naar de prestaties in lezen, wiskunde en natuurkunde van vijftienjarige leerlingen in 79 landen dat het Programme for International Student Assesment regelmatig doet, was gebleken dat de Nederlandse jongeren in 2018 significant slechter lezen dan hun leeftijdgenoten in vergelijkbare EU-landen en OESO-landen buiten de Unie. De neerwaartse trend in de leesvaardigheid van onze scholieren was al zichtbaar in het onderzoek van 2012, hij zette versterkt door in 2015, maar was eigenlijk al begonnen in 2003. Ik moest concluderen dat vijftienjarigen in Nederland slechter hebben leren lezen sinds ik in het onderwijs ben gaan werken.
Op dezelfde dag dat PISA zijn bevindingen presenteerde, stuurde de ministers Van Engelshoven en Slob een brief naar de Tweede Kamer. Betreft Leesoffensief, staat erboven. Een paar regels verder lezen we dat het offensief bestaat uit drie maatregelen: 1. Een krachtige en samenhangende leesaanpak 2. De belangrijke rol van bibliotheken 3. Een breder en diverser aanbod van jeugdboeken.
Was dit niet het kabinet dat begin dit jaar de btw op boeken verhoogde van zes naar negen procent? En weten de ministers dat het Rijk hoegenaamd niets bijdraagt aan de bibliotheken? Dat de bibliotheken voor hun inkomsten afhankelijk zijn van gemeentelijke subsidies? Subsidies die zwaar bevochten moeten worden sinds de gemeenten ook verantwoordelijk zijn geworden voor de jeugdzorg.
De brief vervolgt met een opsomming van aanbevelingen aan de Rijksoverheid die afkomstig zijn van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur en een overzicht van activiteiten die horen bij het huidige leesbeleid. Technisch leren lezen in het funderend onderwijs, gratis toegang tot de bibliotheken voor alle jongeren tot achttien jaar – de ministers wijzen er nog maar eens op dat de bibliotheken de wettelijke taak (de onderstreping is van de bewindslieden) hebben om educatieve programma’s te ontwikkelen en lezen te bevorderen. Zou er één bibiliotheek zijn die daaraan herinnerd moet worden? – ook activiteiten van de Stichting Lezen, de Schrijverscentrale en het Literatuurmuseum komen ter sprake. Maar het is niet genoeg.
Onder het kopje Extra inzet: het leesoffensief pakken Slob en Van Engelshoven uit met hun strijdplannen om de door PISA gesignaleerde trend te keren: 1. Leesplezier en leesmotivatie als onderdeel van het curriculum 2. Een actie-agenda voor een krachtiger en meer samenhangende leesaanpak 3. De belangrijke rol van bibliotheken 4. Een breder en diverser aanbod van jeugdboeken.
Twee van de vier punten behoren al tot het huidige beleid, de concreetste maatregel uit de actie-agenda is het inroosteren van twee keer een half uur vrij lezen per week, hoe men vijftienjarigen een leven lang leesplezier en leesmotivatie bezorgt, staat niet in de brief.
Excellenties, als ik u mag raden: laten we beginnen met een ruimhartig ouderschapsverlof en een adequate kinderopvang (voorlezen is inderdaad heel belangrijk). Weet u dat jong en oud tijdens de vakantie wel de rust vindt om een boek te lezen? Leesbeleid begint wat mij betreft dan ook met arbeidstijdverkorting en een forse inkomensverbetering voor iedereen. Een basisinkomen voor iedereen boven de zestien jaar is een nog beter idee. En verder een serieus pakket aan staatsprijzen voor literair proza, poëzie, toneel, essay en journalistiek: uw investering zal zich uitbetalen in kritische en belezen burgers. Zorg er ook voor dat schrijvers en vertalers, mannen en vrouwen, van hun werk kunnen leven. Verleen stipendia, reis- en werkbeurzen, stel minimumeisen aan royalties en voorschotten.
Geeft u alstublieft ruim baan aan de cultuurdragers. En stop ermee om boeken en bibliotheeklidmaatschappen gratis aan te bieden. Wij weten namelijk het verschil niet zo goed tussen gratis en waardeloos.
Spijker op de kop!