Hij heeft de achterste tafel van de rij bij het raam tot de zijne gemaakt. Ook als hij, veel later dan zijn klasgenoten, het lokaal binnenkomt, mij breed lachend en met toegeknepen ogen met een ‘goedemorgen’ begroet, wacht zijn plaats ombetwist tot hij hem inneemt. Kijk ik een minuut later wat er van hem geworden is, dan zie ik zijn lange lijf op twee poten van de stoel, leunend tegen de muur. Zijn blonde haren die op zijn schouders vallen, verbergen zijn gezicht als hij voorovergebogen over het scherm van zijn mobiel in competitie is met de jongens uit de klas. Alleen zijn duimen bewegen.
Hij is de afgelopen maanden rustiger geworden. Hij springt niet meer elke vijf minuten op, hij kan bijna zeventig minuten blijven zitten. Als iemand even de klas uit is, hoeft hij niet meer zijn of haar etui weg te nemen en te verstoppen, of, nog erger, uit het raam te gooien. Toch heb ik hem dit schooljaar nog niet zien werken. Op de vraag of hij zijn boek voor zich wil nemen, verschijnt een iets te triomfantelijke blik: de schoolboekhandel heeft zijn boeken nog niet geleverd. Als ik hem uitnodig mee te doen met de opdracht op het bord, komt er een snipper papier op tafel en begint het zoeken naar een pen. Het voorlezen van een alinea uit een meegebrachte tekst is de enige relevante activiteit waartoe ik hem dit schooljaar heb kunnen verleiden.
De Canadese socioloog Erving Goffman (1922-1982) publiceerde in de jaren zeventig een artikel dat (uit mijn hoofd) Minimal responses heette. Daarin beschreef hij uitingen op de grens van non-verbale en verbale communicatie, misschien wel uitingen op de grens van communicatie. Het ging om geluidjes zonder vaststaande betekenis die door mensen werden gemaakt. Iemand lacht achter de krant omdat hij wil worden uitgenodigd om iets grappigs te vertellen dat hij net heeft gelezen, iemand zegt Oeps! nadat hij heeft gemorst (spill cry), iemand stoot een kreet uit om uiting te geven aan zijn reactie op wat hem onverwacht overkomt (audible glee).
Vanaf de achterste tafel van de rij bij het raam klinken voortdurend zulke geluidjes; een nee hè bij een onverwachte tegenzet van zijn tegenspeler, iets wat op een onderdrukte vloek lijkt na het ontdekken van een stommiteit van zichzelf. Hier is geen sprake van stiekem een spelletje spelen op de telefoon, dit is geraffineerd sociaal gedrag dat tot doel heeft de machtsverhouding in het lokaal te verkennen.
Tijdens de eerste ouderavond van het schooljaar kwamen we, de ouders van de leerlingen van vier havo en ik, te spreken over veiligheid op school en dat jongens en meisjes in de puberteit erbij gedijen als ze gezien worden en weten dat ze gezien worden door hun leeftijdgenoten en door de volwassenen om zich heen. Hoe moeten we anders verklaren waarom ze het grootste deel van hun tijd investeren in een subtiel spel van verschijnen en verdwijnen, het verzamelen van reacties daarop en de zorgvuldige archivering daarvan?
Ik was juist op tijd thuis voor de tweede helft van de WK-kwalificatiewedstrijd Nederland – Zweden. Oranje stond met 2-0 voor en Rusland was nog minstens vijf doelpunten ver. Het was op het moment dat het onmogelijk werd nog langer in het onmogelijke te geloven dat het legioen voor een ander feestje koos en – veertigduizend man sterk – Arjen bedankt!, Arjen bedankt! aanhief, gericht aan de aanvoerder van het Nederlands elftal, Arjen Robben, voor wie dit de laatste wedstrijd voor Oranje was. Het inspireerde Robben tot een laatste schot op het Zweedse doel.
De regisseur merkt de levendigheid op de tribunes van de Johan CruijffArena op en laat zijn cameramensen langs de menigte vegen. Dan, in de drieënveertigste minuut van de tweede helft, schuift het beeld, te kort om het goed te zien, langs een uit de kluiten gewassen jonge man met een brede lach, toegeknepen ogen en blonde lokken die tot op zijn schouders vallen.
Maar in zijn handen ontbrak zijn mobiel.