Geweide stilte

Op het affiche voor het kerstgala 2015 van de hogere klassen staat tegen een achtergrond van blauw behang van voor de oorlog een jongeman afgebeeld met het hoofd van een hert. Zijn rechterhand houdt hij ter hoogte van de middelste knoop van zijn zwarte colbert, van zijn linker is slechts een gedeelte zichtbaar tussen het witte manchet van zijn overhemd en de linkerbroekzak. Kort daaronder is de foto afgesneden.  Behalve datum, begin – en eindtijd van het feest, worden er liefst vijf dj’s aangekondigd. De kleine letters vermelden dat de school niet verantwoordelijk is voor verlies, diefstal of schade van persoonlijke eigendommen en dat alcohol, drugs en wapens niet zijn toegestaan. Mijn blik wordt onmiddellijk naar de ruimte getrokken die wordt omlijst door het gewei op het hoofd van het hert. Daar staat in lichtblauwe letters Suit up because this night will be ‘legendary’ , cursief in schreefloze kapitalen. Maar het is niet de tekst die mijn aandacht trekt.

Jan Hanlo (1912 – 1969) schreef in de jaren zestig een essay met de titel Over het berusten van begrippenvorming en naamgeving op utiliteit dat later verscheen in de bundel In een gewoon rijtuig. In het artikel werkt hij de stelling uit dat de woorden, betekenissen en begrippen die wij ontwikkelen minder te maken hebben met de werkelijkheid die zij menen te beschrijven, dan met het voordeel dat wij van dergelijke begripsbepalingen hebben. Zo komt het dat wij geen woord hebben voor een stoel die met één poot in de ene kamer staat en met drie poten in een andere. Voor die kamer ook niet trouwens. Waarom hebben we geen aparte naam voor een boom met tien hoofdtakken? Omdat we daar het nut niet van inzien, een boom met negen of twaalf hoofdtakken is ons even goed. En nu komt het hert op de proppen: Bij hertegeweien wordt ’t anders. Hier maakt het takken-tal iets uit, voor de jager. Dat op het affiche voor het schoolfeest heeft aan elk gewei vijf takken. Hanlo vervolgt: Waarom begrenzen we een hert bij zijn vel en maken we geen begrip van een ‘hert met een bol lucht van 1 kubieke meter inhoud boven zijn schouders’? Dat was de vraag die ik jaren geleden las en die in mijn herinnering was veranderd in de vraag naar de naam voor de ruimte die wordt omlijst door het gewei op het hoofd van een volwassen mannetjesdier.

Er is nog een voorstelling van een hertenhoofd, één met een cirkel eromheen. Boven het hoofd, tussen de geweien is een kruis afgebeeld en het punt waar de kortere dwarsbalk de staander kruist is de oorsprong van kortere en langere stralen die in alle richtingen gaan tot de grens die door de cirkel is aangegeven. Het is het beeldmerk van Jägermeister een Duitse likeur met 35% alcohol dat sinds 1934 in Wolfenbüttel wordt gestookt uit 56 kruiden volgens een geheim recept. Die bol lucht van 1 kubieke meter boven het hert oefent een magische aantrekkingskracht uit op typografen.

In de verhaalconventies van het stripverhaal is de ruimte boven het hoofd van de getekende personages al lang geliefd. Juist daar worden de onuitgesproken gedachten zichtbaar in de vorm van hartjes, vraagtekens en uitroeptekens, al wordt voor kapitein Haddock ook wel zwaarder geschut ingezet.

Jan Hanlo geeft zelf antwoord op zijn vraag naar de grenzen van een hert. Omdat ons dat niet schelen kan, we kunnen met die combinatie niets doen. Toch is er diep in mij sinds lang een woordeloos verlangen naar de geweide stilte boven het hoofd van dat hert.

Dit bericht is geplaatst in bij de les met de tags . Bookmark de permalink.

3 reacties op Geweide stilte

  1. Gerrit van der Heide schreef:

    Dag Nico

    Ik weet dat taal uberhaupt een gebrekkige middel is om dingen om ons heen weer te geven. Het is Paulien Cornelisse die al zei in haar voorwoord van Taal is …. : ik heb het idee dat taal meer verwarring dan duidelijkheid brengt. Sinds we kunnen praten, hebben we uitgevonden dat je om de hete brij heen kunt draaien, dat je nare dingen op een aardige manier kunt zeggen. Hoe meer ik erop let, hoe meer ik ervan overtuigd raak dat mensen bijna altijd iets anders zeggen dan ze bedoelen.

    En ook Shaw of Wilde (?) kan ik me herinneren schreef dat taal iets is als een schroevendraaier die je krijgt aangereikt om een biefstuk te eten.
    (lekker lang tafelen GHD)

    Maar deze gedachte vanuit ‘nut’ over taal van Jan Hanlo kende ik nog niet, maar interesseert me wel.

    Mijn vraag: Heeft Hanlo deze opvatting van naamgeving enz. wel eens in een artikel toegelicht, dat ik kan lezen?

    Leuk stuk, vooral ook jouw idee dat die kamer waar die stoel maar beperkt in staat ook wel eens ‘anders’ een andere naam zou mogen krijgen!!!!!

    Groeten

    Gerrit

    • Nico van Lieshout schreef:

      Beste Gerrit,

      Het artikel waarin Jan Hanlo deze gedachte ontvouwt heet zoals gezegd ‘Over het berusten van begrippenvorming en naamgeving op utiliteit’. Je houdt een kopie van me tegoed.

  2. Nico van Lieshout schreef:

    ‘Alsof ze zich opeens realiseerde dat wat ze nu ging zeggen op een fatale manier op haarzelf kon terugslaan, slikte ze de rest in en liet zich, bijna bezwijkend onder het gewicht van haar onaffe zin die zich op haar hoofd razendsnel tot een groot gewei had vertakt, neervallen op een stoel.’

    (Roel Bentz van den Berg, Het naderen van een brug)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *