‘Op naar het volgende deel.’, besluit Hans van der Heijde zijn recensie van Cyrille Offermans’ journaal ‘Een koord boven de afgrond’ op Tzum. Het smaakt hem naar meer. Behalve een profiel van de auteur en een opsomming van wat de lezer kan verwachten, zwaait de recensent, die in het dagelijks leven ook bridgejournalist en politicoloog is, de essayist lof toe voor zijn verzorgde en vloeiende stijl. De opmerking dat de auteur relatief weinig woorden wijdt aan zijn leraarschap en aan ‘de staat van het onderwijs in het algemeen’ is geen kritiek. Van der Heijde weet wel hoe dat komt, immers: ‘Zoals zovelen met een lange staat van dienst als leraar, lijkt ook hij niet veel plezier te beleven aan terugblikken op de onderwijswereld.’.
Wat weet een politicoloog hiervan? Of een bridgejournalist?
Toch begrijp ik wel wat hij bedoelt. Wie de afgelopen jaren het onderwijswerkveld verliet, om welke reden ook, wist zich medeplichtig aan de verpietering van taal- en rekenvaardigheden van jonge generaties. Wie zou daar trots op zijn?
Offermans combineerde zijn schrijverschap van 1972 tot 2005 met het leraarschap. Hij komt over een foto uit 1956 van Robert Doisneau te spreken: L’information scolaire, en schrijft dat de foto is genomen vanuit het enige juiste standpunt: dat van de onderwijzer of de onderwijzeres. Het is een foto van een jongetje in de klas dat diep in gedachten verzonken naar omhoog staart. Het is een afwezigheid op de grens van de aanwezigheid, vergelijkbaar met die van de lezer die opgaat in zijn roman, de musicus die verdwijnt in zijn partituur. Ook bespreekt Offermans De onderwijsfamilie, waarmee Jeroen Dijsselbloem een eeuw Nederlandse onderwijsgeschiedenis schrijft aan de hand van vier generaties leerkrachten uit zijn eigen familie.
Offermans veert op als Dijsselbloem verhaalt over de ervaringen van zijn moeder Jopie Visser en gispt de man die ruim vijftien jaar geleden in het eindrapport van zijn Commissie-Dijsselbloem zo kritisch was op de overheid en nu met geen woord rept over twee misstanden in het Nederlandse onderwijs: artikel 23 van de grondwet dat scholen een vrijbrief geeft leerlingen te indoctrineren met archaïsche geloofsovertuigingen die evident in strijd zijn met artikel 1 van de grondwet en de in 1995 ingevoerde lumpsumfinanciering van het voortgezet onderwijs, een dereguleringsmaatregel, bedoeld om de autonomie van de scholen te vergroten, maar met het voorspelbare gevolg dat schoolbesturen, die meestal van toeten noch blazen weten, haast onbeperkte macht kregen. Offermans waarschuwt: zonder herziening van die regeling zal de neergang van het Nederlandse onderwijs niet te stuiten zijn en vraagt zich af of Dijsselbloems zwijgzaamheid over genoemde hangijzers is ingegeven door de ambitie zelf onderwijsminister te worden in een volgend kabinet.
Afgelopen zondag was Dijsselbloem, in zijn hoedanigheid van burgemeester van Eindhoven, te gast in Buitenhof. Maaike Schoon, de presentatrice van dienst, vroeg hem aan het einde van het gesprek of hij beschikbaar was voor een ministerspost in het mogelijk aanstaande extreemrechtse extraparlementaire programkabinet, ook als hij daarmee riskeerde geroyeerd te worden als lid van de Partij van de Arbeid. Haar gast hoefde niet lang over het antwoord na te denken. Dat dilemma zou hem niet uit zijn slaap houden, hij was nog niet klaar met zijn burgemeesterschap in Eindhoven.
Zijn glimlach verborg een verboden gedachte. Nee, en al zeker niet van onderwijs. Dat is zinloos onder de huidige omstandigheden, die zelfs direct betrokkenen niet weten te rechtvaardigen.
Kenmerken van een bullshitbaan, inderdaad.