Dierenmanieren

Een paar weken geleden schreef Leonie Cornips op de site Neerlandistiek, online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek een bijdrage over praten met honden. Zelf doet ze dat in een Heerlens-Limburgs dialect terwijl ze in Amsterdam Oost woont. ‘En waarom ook niet.’ schrijft ze, ‘Een huisdier is onderdeel van het gezin.’. Dat praten met honden niet alleen het gesprek is van baasje tot beest, weet Cornips door onderzoek van de Amerikaanse taalkundige Deborah Tannen. De trouwe viervoeter wordt veelvuldig ingezet als bemiddelaar in dreigende conflicten binnen het gezin.

Want een gezin zijn ze met zijn allen; mens en dier. Tannen schrijft: In Amerika noemt 83 procent van de eigenaren van een huisdier zichzelf mommie of dad. Wanneer eigenaren bij de dierenarts de klachten van hun huisdieren omschrijven, spreken ze met een hoog stemmetje en doen ze alsof ze de hond zelf zijn. In welke taal de dierenarts vervolgens antwoordt, is mij niet bekend. Dat moet ik eens aan mijn zus vragen, die dat vak ook uitoefent.

Tannen noteerde gespreksflarden van de heer des huizes tot zijn hond als: Mammie is zo gemeen vanavond, spring op de bank om me te beschermen, terwijl Mammie gewoon op de bank naast hem zit. Of een vader die zijn uithuizige zoon laat weten dat Bruin (de hond) hem (de zoon) gemist heeft. Tannens conclusie is dat het gesprek tussen mensen via de hond een diplomatieke oplossing is om conflicten te vermijden en elkaar toch de waarheid te vertellen.

Als de politie honden inzet om verdere ordeverstoringen te voorkomen, is dat niet meer dan een variatie op de hondenbemiddeling in huiselijke kring.

Honden zijn niet de enige dieren aan wie de taak van conflictvermijding en waarheidsvinding met een gerust hart kan worden toevertrouwd. Wat zouden we van Frits van Egters weten als hij zijn gemoed niet had uitgestort tegen zijn speelgoedkonijn? Het pluche beest weet de protagonist van De Avonden ervan te overtuigen dat er in het lege (ledige, zou Reve zeggen) bestaan nog plaats is voor zachtmoedigheid en die wetenschap kan onze zwaarmoedige held nog enigszins met het leven verzoenen.

Het dertiende-eeuwse dierenepos Van den vos Reynaerde wordt algemeen beschouwd als stevige kritiek op de feodale verhoudingen die toch al scheuren en slijtplekken vertoonde. Carry van Bruggen (1881 – 1932) noemt de Reynaert in haar studie Prometheus zelfs een proeve van volkomen moderne (…) maatschappij-critiek, van hooghartige maatschappij-verachting en roekeloze vastbeslotenheid daarin tussen dief- en diefjesmaat, zot en zotshulp aan het langste eind te trekken, in de overtuiging dat de ware superioriteit de superioriteit van de intelligentie is.

Van Bruggen beschouwt het oppositie-epos als de uiting van een opstandig individu. Die opvatting strookt niet met wat de auteur van de Reynaert in de proloog zegt over de opdracht die hij van een dame die in groter hovesheden geerne keert hare zaken kreeg om het verhaal op schrift te stellen. Zo’n individu-in-opstand is bovendien gemakkelijker voor te stellen na de romantiek dan in de gesloten wereld van de Middeleeuwen.

Dat de clerus, noch het adellijk gezag, noch den dorpren ende den doren waartoe het merendeel van het gewone volk behoorde, er goed afkomen in het verhaal van de vos, leidt ondertussen geen twijfel. Dat dit alles toch op hoofse wijze aan de orde is gesteld, danken we aan de bemiddeling van de dieren. Hun diplomatieke missie is ouder dan wij denken.

Dit bericht is geplaatst in bij de les met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *