Dertig jaar

‘Het zijn rare tijden’, verzuchtte de collega geschiedenis terwijl hij neerzeeg op zijn stoel. Buiten wisselden dreigende luchten af met felle opklaringen van de lage zon die zijn licht in brede banen tot diep in de docentenruimte boorde. Het was kort na twee uur, het reguliere rooster was een paar uur buiten werking gesteld, in alle lokalen zaten de leerlingen van de klassen drie tot en met zes gebogen over proefwerken en schoolexamens die ze probeerden beter te maken dan de eerste keer.

‘Het zal me benieuwen’, hernam de historicus, ‘met welk etiket dit tijdperk in de geschiedenisboeken zal verschijnen.’ en terwijl hij in zijn koffie roerde liet hij zijn blik  dwalen over de skyline van de jongste stad van Nederland aan de andere kant van het raam.

‘Als de renaissance van de Middeleeuwen?’, probeerde ik. Ik wist dat mijn collega de mening was toegedaan dat het postmodernisme al decennia geleden aan zijn eind was gekomen, iets waar ik nog niet van overtuigd was. Ik somde mijn argumenten op: de Ware God mocht zich de laatste tijd in een groeiende belangstelling verheugen, drukpers, bibliotheekwezen en boekhandel stevenen reddeloos hun ondergang tegemoet, het alfabet en het numeriek systeem moeten het als toonaangevend ordeningssysteem afleggen tegen de nullen en enen waarmee big data ons overspoelen. Stad en land, ging ik verder, worden onveilig gemaakt door struikrovers die tegenwoordig terroristen heten en we zijn er inmiddels aan gewend permanent in de dreiging van de ondergang van de wereld te leven, of die nu klimaatverandering, atoomdreiging, energiecrisis, ebola of genetisch gemodificeerd voedsel heet.

De collega schudde zijn hoofd. Er lezen nu meer mensen dan ooit. We hebben het alfabet niet meer nodig om onze kennis op een rijtje te zetten, apocalyptische visioenen zijn van alle tijden en  de eenentwintigste eeuw zal er nog een hele kluif aan hebben bloeddorstiger en gewelddadiger te worden dan de vorige.

Posthumanisme dan? De aanstekelijke traditie van het leren en geletterdheid is abrupt tot een einde gekomen in de Goelags en vernietigingskampen van de Tweede Wereldoorlog. Die klap is de gevestigde orde niet meer te boven gekomen, zoveel werd wel duidelijk in de straten van Parijs in de meimaand van 1968. Wordt niet gezegd dat het de hippies en soixante-huitards van toen zijn die de nieuwe digitale werkelijkheid in de steigers hebben gezet? Het wantrouwen tegen het gezag is het stadium van opbouwende kritiek al lang voorbij, en de gezagsdragers hebben de bakens verzet en volgen nu de goegemeente in plaats van haar tot voorbeeld te zijn. In de driehonderd jaren dat de Verlichting nu oud is, is ze niet zo fel verdedigd als de laatste twintig jaar. De waarden van Spinoza als rationaliteit, tolerantie en gematigdheid hebben blijkbaar veel van hun vanzelfsprekendheid verloren, terwijl daar zelfs niet aan werd getwijfeld in de hoogtijdagen van de romantiek, toen de hang naar het irrationele en het extreme welig tierde.

Naast me interrumpeerde mijn tafelgenoot me met de woorden: ‘Geef me dertig jaar om dit tijdvak te duiden. Dertig jaar, dan vertel ik je wat hier aan de hand is.’

In de stilte die toen viel, drukte het oude jaar ineens zwaar op onze schouders, maar de poort van Januari die aan het eind ervan al op een kier stond, trok ons ook niet aan. Dertig jaar, ik hoopte het niet te beleven.

Dit bericht is geplaatst in bij de les met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *