Betere tijden

Wat had ik zoal gelezen toen ik van de middelbare school af kwam? Leo Vroman, over wie ik mijn stelopdracht schreef tijdens mijn eindexamen. In elk geval Liesje in luiletterland van Remco Campert en van Bert Schierbeek Het Boek Ik en De Andere Namen. Daar ben ik later nog verscheidene malen in begonnen, maar ik moest het steeds na een bladzijde of vijf wegleggen. De roes van de eerste keer is niet meer teruggekomen. Canaletto en andere verhalen van H.C. ten Berge herinner ik mij ook, surrealistische beelden in een weids Pools landschap. Maar ik kan mij vergissen.

Er waren kraampjes opgezet op het Spui in Amsterdam. Naast het lieverdje stond een katheder en een microfoon. Er waren dichters uitgenodigd om te lezen. Campert, Ten Berge en Schierbeek waren daarbij maar ook Arie van den Berg, Simon Vinkenoog, Kees Buddingh’ en Jules Deelder gaven acte de présence. Ik was erop af gekomen. Zaterdagmiddag, een zomerse dag in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Het publiek bestond uit hooguit honderd mensen.

Op een gegeven moment rolde er een meer dan manshoge voetbal het pleintje op. Er liepen vier of vijf jongens omheen die, hoewel het maar een opblaasbal was, moeite hadden het ding tussen de stalletjes en de mensen door te manoeuvreren. Bal en mannen verdwenen even later in de richting van het Singel en de Leidsestraat. Er werd niet gejoeld of gezongen. Ik herinner me er geen geluid bij.

Ik kocht een paar bundeltjes van Remco Campert en liet ze door hem signeren. Mijn leven’s liederen en Betere tijden. Ik heb de dichter niet gevraagd waarom de titel van eerstgenoemde bundel zo gespeld is. Als ik het boekje uit de kast neem zie ik op de franse titelpagina behalve de handtekening van de auteur ook de datum. 29 juni 1974. Dat was acht dagen voor de WK-finale tegen West-Duitsland. Het was de hele dag zwaar bewolkt, warmer dan een graad of zeventien werd het niet die dag. Rikki don’t lose that number van Steely Dan stond op eenentwintig van de Top veertig.

Ik weet niet meer welke gedichten Campert gelezen heeft die dag en of Iemand stelt de vraag er bij was. De regels van dat gedicht griften zich pas in mijn geheugen nadat ze waren gelezen op de begrafenis van Den Uyl en (nu moet ik weer te rade bij Google) dat was ergens in de laatste dagen van 1987.  Van Agt was niet uitgenodigd.

Was het de dichter zelf die het gedicht las? En was het in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, zoals ik mij herinner? Ik durf het niet te zeggen. zoals liefde met een blik / een aanraking iets dat je opvalt in een stem // jezelf een vraag stellen / daarmee begint verzet // en dan die vraag aan een ander stellen . Naderhand was er nog kritiek (er was altijd kritiek in die jaren) dat alleen het middendeel van het gedicht gelezen was en niet het hele vers.

Omdat ik het boekje toch in mijn handen heb, besluit ik het in mijn tas te doen en het in vier havo te lezen. Eerst maar vertellen over de oude dichter,  Den Haag voor de oorlog, over zijn vader en Het lied van de achttien doden. Over de jaren zestig en het altijd vederlichte verzet van Remco Campert. iemand droomt niet meer / iemand richt zich op / iemand is voor altijd wakker / iemand stelt de vraag / iemand verzet zich // en dan nog iemand / en nog iemand / en nog

Het was daarna nog even stil in de klas.

Dit bericht is geplaatst in bij de les met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *