De steden in het werk van de negentiende-eeuwse kunstenaar Gustave Moreau (1826 – 1898) zijn niet echt. Op het onvoltooid gebleven schilderij Les Chimères uit 1884 zijn door een opening in het begroeide rotslandschap de bruggen, gebouwen en torens te zien die als wolkennevels tegen de bergen drijven. De bouwstijl is gotisch, maar de stad valt niet te identificeren. Het is een droombeeld, net als de talrijke mythologische half-mens-half-dier figuren die het belangrijkste onderwerp vormen van het doek.
We stonden op de aanlegsteiger van de Vaporetto die ons van Tronchetto naar het San Marcoplein moest varen. Het eerste bootje dat kwam aanleggen was te klein voor ons gezelschap. The water is high had de kapitein geroepen. Als we naar het San Marcoplein wilden, moesten we de andere aanlegsteiger hebben. Maar we wilden koste wat het kost via het Canal Grande varen, de Rialtobrug zien en de middeleeuwse stadspaleizen. We zouden wel overstappen bij Piazza Roma. Toen het bootje weer terug was, konden we wel mee.
En hoog water was het. Om van de ene naar de andere boot te komen, waadden we door een laagje water. Bij de Rialtobrug stonden de winkels en cafés blank en waren er plankieren klaargezet om met droge voeten de hoger gelegen stegen te bereiken. Terwijl de groep verder voer naar San Marco, maakten collega Lupgens en ik afspraken voor het avondeten. Daarna baanden we ons een weg naar het Dogepaleis, waar we de groep zouden terugvinden.
We lieten het doolhof van bruggen en stegen achter ons, passeerden een boog en stonden plotseling voor een watervlakte die zich uitstrekte van de terrassen van het San Marcoplein, de trappartijen van de basiliek, tot de zuilen voor de kade en over de zee, het vaste land van Veneto. Het water weerspiegelde de blauwe hemel en de zon, die met de kracht van de nazomer het tafereel verwarmde en vonken van licht rondstrooide op het bewegende water.
Onze collega’s Huijben en De Boer stonden fier in het water. Ze hadden voor de gelegenheid provisorische plastic laarzen gekocht en die over hun schoenen en broeken tot kniehoogte aangetrokken. Oranje en blauw, meer kleuren waren er niet. Achter hen en een paar treden hoger stond ons reisgezelschap, zestig man sterk, tegen de middeleeuwse paleisgevel van de Doge.
Hoe deden ze dat vroeger?, vraagt een van de leerlingen als we later door de stad lopen en het water is gezakt. De vraag is niet erg scherp gesteld, hoe, dat en vroeger bestrijken ruime gebieden en wie ze zijn is ook niet gelijk duidelijk. Maar mij frappeert vooral de vooronderstelling dat de wereld waarin we nu leven wel de best mogelijke moet zijn en dat het voordien vooral een kwestie van behelpen was. Dan is het antwoord verrassend dat dit probleem zich vroeger niet voordeed. Toen Venetië tussen 1000 en 1500 gebouwd werd, heeft men heus rekening gehouden met de getijden en waterstanden. Het is waar dat de toenmalige mensheid niet de beschikking had over de hulpmiddelen die de mens van de 21ste eeuw ten dienste staan, maar daardoor bleef de zeespiegel tenminste op zijn plaats.
Als we ’s avonds met de bus over de verbindingsdijk naar het vaste land rijden, licht achter ons de koepel van de basiliek op in het duister van de nacht. Ervoor rust de zee, trekt een aalscholver een zwarte streep door het grijs van de hemel, menen we een engel te zien rusten op de contouren van een dier, het silhouet van een liggende leeuw, als op het aquarel Venise dat Moreau in 1885 maakte.