Is men ooit te rechter tijd in Lübeck? H.C. ten Berge (1938) doet de oude Hanzestad aan in de bundel ‘Swartkrans’ uit 1966. ‘Te laat voor travemünde. / Lichaam, landkaart, tijd / Zijn traag als ketens omgehangen’., luiden de eerste regels. De vierde strofe opent met: ‘Late minnaar en onmondige, mijn keel / Van pepers en van zuren / Zei ze: was do bist was ich’ en dan: ‘Later bleek, zij speelde graag van onderen’. De tekst besluit met: ‘Toen ik weer wegging / Had ze het van mij te pakken’. Lübeck is steeds een stap voor.
Rik Ceuppens arriveert er in het voorjaar van 1943. Hij is als ziekenverzorger te werk gesteld in das Städtische Krankenhaus Süd Lübeck aan de Kronsforderallee. Vrij van dienst dwaalt hij met Anne-Marie B. van de Betriebstelle over het strand van Travemünde. ’s Avonds luisteren ze naar het zingen van de Polen, die in een kamp aan de overzijde van de Trave huizen. Wanneer het zingen ophoudt, trekt zij haar harmonica op schoot en laat haar vingers over het klavier glijden, haar melodie klinkt tot over de rivier. Wanneer haar vingers de toetsen lossen, heffen de Polen hun lied weer aan., zo beschrijft Sigrid Bousset (1969) in Wat ik haar niet vertelde dit moment uit het eerste verblijf van de man die Ivo Michiels (1923 – 2012) zou worden in die Stadt der sieben Türme.
Ten Berge probeert het nog eens in 2013. Het gedicht uit 1966 is hier en daar gewijzigd en heeft een motto gekregen: Ik schal dansen unde kan nit gân. Er is een tweede aan toegevoegd dat Dansmeester dood heet. Het onvervuld verlangen uit 1966 gloeit voortaan in een context van honger en vernietiging. De dood voert hier het woord: Je zegt: Ik wuste nicht dattu hir werst. / Ik neem je hand: je had het kunnen weten. / Zie de reidans die de stad verlaat,
Vijf april 1943 bombarderen de geallieerden Mortsel, waar Riks ouders wonen. Hij krijgt verlof om de schade op te nemen. Behalve de vliegtuigfabriek zijn vier scholen getroffen. Mortsel verliest in een klap een generatie kinderen. Ceuppens ouders overleven het geweld, Rik keert weer naar Lübeck.
In Hier & Ginder, de bundel die afgelopen september verscheen, transporteert Ten Berge de twee Lübeckgedichten van een grimmig en broeierig verleden naar de hel van het heden. Oude en nieuwe dodendansen heet de afdeling waar ze zijn ondergebracht samen met nieuwe gedichten, waaronder Kouw indachtig met de regels: Nu het duister alweer oprukt / wil je nog wel eenmaal lopen / (…) en dan wachten op raketten, slimme drones / met bommen vol metalen scherven;
In het late najaar van 1943 ligt de ziekenverzorger uit Lübeck bij zijn ouders te bed. Longontsteking, hoge koorts. Als hij ontwaakt uit zijn ijldromen, verneemt hij dat hij vader wordt. Rik heeft de Vlaamse Yvonne – blond, verblindend, armhartig – in het ziekenhuis ontmoet. Ze trouwen op 19 februari 1944 te Mortsel en sporen daarna terug naar Lübeck.
Guido wordt 4 augustus 1944 in Mortsel geboren. Ceuppens laat zijn schaarse bezittingen in Lübeck achter bij Anne-Marie, die nog een keer voor hem op de harmonica speelt. Direct na de bevalling verdwijnt de jonge vader. Ondergedoken, verklaart hij later, al zijn er ook aanwijzingen dat Ceuppens in die tijd de opleiding tot Germaanse SS volgde, waartoe hij zich had verbonden.
In Lübeck wacht sindsdien Anne-Marie vergeefs.